Dinsdag: Woon als vreemdeling in dit land

Genesis 26:1-26:3

En er was honger in dat land, behalve den eersten honger, die in de dagen van Abraham geweest was; daarom toog Izak tot Abimelech, de koning der Filistijnen, naar Gerar. En de HEERE verscheen hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in het land, dat Ik u aanzeggen zal; Woon als vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien Ik Abraham uw vader gezworen heb. En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, Daarom dat Abraham Mijn stem gehoorzaam geweest is, en heeft onderhouden Mijn bevel, Mijn geboden, Mijn inzettingen en Mijn wetten. Alzo woonde Izak te Gerar. En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, zeide hij de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht. En het geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech, de koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw. Toen riep Abimelech Izak, en zeide: Voorwaar, zie, zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij dan gezegd: Zij is mijn zuster? En Izak zeide tot hem: Want ik zeide: Dat ik niet misschien om harentwil sterve. En Abimelech zeide: Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt? Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben. En Abimelech gebood het ganse volk, zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert, zal voorzeker gedood worden! En Izak zaaide in datzelve land, en hij vond in datzelve jaar honderd maten; want de HEERE zegende hem. En die man werd groot, ja, hij werd doorgaans groter, totdat hij zeer groot geworden was. En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden. En al de putten, die de knechten van zijn vader, in de dagen van zijn vader Abraham, gegraven hadden, die stopten de Filistijnen, en vulden dezelve met aarde. Ook zeide Abimelech tot Izak: Trek van ons; want gij zijt veel machtiger geworden, dan wij. Toen toog Izak van daar, en hij legerde zich in het dal van Gerar, en woonde aldaar. Als nu Izak wedergekeerd was, groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn vader, gegraven, en die de Filistijnen na Abrahams dood toegestopt hadden; en hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede zijn vader die genoemd had. De knechten van Izak dan groeven in dat dal, en zij vonden aldaar een put van levend water. En de herders van Gerar twistten met Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij den naam van dien put Esek, omdat zij met hem gekeven hadden. Toen groeven zij een anderen put, en daar twistten zij ook over; daarom noemde hij deszelfs naam Sitna. En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land. Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba. En de HEERE verscheen hem in denzelven nacht, en zeide: Ik ben de God van Abraham, uw vader; vrees niet; want Ik ben met u; en Ik zal u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen, om Abrahams, Mijns knechts, wil. Toen bouwde hij daar een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put. En Abimelech trok tot hem van Gerar, met Ahuzzat, zijn vriend, en Pichol, zijn krijgsoverste.

Uitleg

In Gerar, een stad aan de zuidgrens van Palestina, dichtbij Gaza, verscheen de Heere aan Izaäk. Er was honger in het land. Wat moest Izak doen? Blijkbaar lag het in het voornemen om naar Egypte te trekken. Maar de Heere zegt: ‘Trek niet af naar Egypte, woon in het land dat ik u aanzeggen zal’. De Heere geeft een aanwijzing én een belofte. De aanwijzing: ‘Woon als vreemdeling in dit land.’ De belofte: ‘Ik zal met u zijn, en zal u zegenen’.

We komen de gedachte van de vreemdelingschap al tegen bij Abraham, de vader van alle gelovigen. Beleven wij het vreemdeling zijn hier op aarde? Je kunt je afvragen of je de wereld daarbij geheel moet ‘afschrijven’ of aanvaarden. We moeten hier in ieder geval onderscheid maken. We kunnen de wereld aanvaarden, zodat en omdat we als vreemdeling daarin onze dienst kunnen doen. Maar we moeten het verkeerde en zondige begin erin verwerpen. Zo mogen we belijden en bidden: ‘Ik ben, O Heer, een vreemd’ling hier beneên. Laat Uw geboôn op reis mij niet ontbreken.’


Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF

Alle Leesplan dagen

-Dinsdag: Dinsdag: Woon als vreemdeling in dit land

In Gerar, een stad aan de zuidgrens van Palestina, dichtbij Gaza, verscheen de Heere aan Izaäk. Er was honger in het land. Wat moest Izak doen? Blijkbaar lag het in het voornemen om naar Egypte te trekken. Maar de Heere zegt: ‘Trek niet af naar Egypte, woon in het land dat ik u aanzeggen zal’. ...

-Woensdag: Woensdag: Mozes vluchtte voor Farao

Mozes is inmiddels een volwassen man. Hij heeft zijn vorming ontvangen aan het hof, bij de dochter van Farao. Toch trekt zijn hart naar zijn eigen volk, dat van Israël. Een man van Egypte is hij niet geworden. Dat blijkt wel uit deze geschiedenis. Als hij de verdrukking van zijn volk ziet, blijkt hij plotseling éé...

-Donderdag: Donderdag: Recht aan wees en weduwe

Gods trouwe zorg en bewaring in het leven van Zijn volk vraagt om dankbare erkenning. Mozes houdt het volk hier de spiegel voor. ‘Wat vraagt de Heere van u? Toch niets anders dan hem te dienen en in Zijn wegen te wandelen?’ Welnu, dat moet uitkomen in alle aspecten van het leven. Onder meer in het oog ...

-Vrijdag: Zaterdag: Jezus over vreemdeling zijn

De mensenzoon – met die naam noemt Jezus Zich geregeld in het evangelie. Maar dán vaak als de Herder die verloren mensen zoekt en Zijn leven voor ze inzet. Juist in de lijdensaankondigingen heet Hij de Mensenzoon. Straks stelt het evangelie ons Hem voor ogen als de Gekruisigde. Maar de dag komt dat we Hem zien zitten ...

-Zaterdag:



-Zondag:



-Maandag: