Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord. Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen. Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou. HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen. Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds. Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom. Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten. Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten. Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware. Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet. Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet. Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd. Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen. Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden. Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht. Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden. Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord. Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen. Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte. Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord. Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet. Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld. Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet. Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben. He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe. Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte. Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust. Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid. Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen. Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is. Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed. Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid. Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging; Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord. En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten. Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos. En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb. Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen. En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb. En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten. Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt. De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken. Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost. Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten. Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen. HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard. Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb. Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren. Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging. Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen. Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden. De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten. Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid. Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden. HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen. Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord. Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd. Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord. Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen. De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte. Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet. Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde. De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver. Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere. Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt. Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht. Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking. Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden. Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen. Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde. Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt. Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten? Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten. Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers? De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet. Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij. Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten. Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden. Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen. Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan; Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten. Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt. Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen. In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd. Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag. Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij. Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn. Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb. Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden. Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd. Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond! Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden. Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad. Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid. Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord. Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten. Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet. De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen. Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid. Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe. Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief. Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt. Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren. Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope. Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken. Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Uitleg
Het leven is voor jonge mensen mooi en moeilijk. Mooi omdat het je toelacht met zijn vele kansen. Moeilijk omdat dwaalwegen zo aantrekkelijk zijn. Niet zonder reden vraagt David of God niet wil denken aan zijn jeugdzonden (Ps. 25:7). Er zijn genoeg mensen die slechts met schaamte en verdriet kunnen terugdenken aan misstappen in hun jonge jaren.
Hoe voorkom je dat? Het antwoord vind je in Psalm 119 vers 9: jonge mensen houden hun levensweg zuiver als ze rekenen met Gods Woord. Velen denken dat je dan zo goed als niets meer mag. Het is anders. Je mag alles, maar je wilt het niet meer. Je loopt toch met open ogen niet het gevaar tegemoet? Als we door het Woord gewaarschuwd worden voor gevaren die dreigen, raken dwaalwegen hun aantrekkingskracht kwijt. De woorden van vers 9 bewijzen ook in deze tijd hun kracht.
Vraag: Heb je wel eens ervaren dat de belofte van vers 9 zijn kracht doet?
Ik reken erop dat je minstens eenmaal per dag uit de Bijbel leest, maar eigenlijk hoop ik dat je het vaker doet. Vraag je je daarbij wel eens af wat voor een boek de Bijbel is? Het Boek der boeken wordt de Bijbel wel genoemd. Dat is terecht, want geen boek bestaat al zo lang, is in zoveel talen ...
Op kamp of tijdens vakantie heb je vast wel eens een dropping of speurtocht in het donker meegemaakt. Wat was je blij dat je een zaklamp bij je had, één die ver schijnt. Je kon er een eind mee vooruitkijken, hoe donker het ook was. Zo’n zaklamp kende de dichter van Psalm 119 niet, wel een ...
Als de zon schijnt, is licht overbodig. Maar in het donker bewijst licht zijn nut. De Bijbel wil Gods licht verspreiden in het donker van ons leven, veroorzaakt door zondige onkunde. We kennen God niet, terwijl de kennis van Hem het eeuwige leven is (Joh. 17:3). We kennen onszelf niet, want we weten niet dat we verloren zijn. Dat is ...
Het leven is voor jonge mensen mooi en moeilijk. Mooi omdat het je toelacht met zijn vele kansen. Moeilijk omdat dwaalwegen zo aantrekkelijk zijn. Niet zonder reden vraagt David of God niet wil denken aan zijn jeugdzonden (Ps. 25:7). Er zijn genoeg mensen die slechts met schaamte en verdriet kunnen terugdenken aan misstappen in hun jonge jaren.
Het antwoord waarmee Jezus de eerste verzoeking van satan afslaat, is een woord van Mozes aan Israël dat verwijst naar het manna. Veertig jaar lang gaf God aan Israël brood uit de hemel. Toen het ongezuurde brood uit Egypte op was, beloofde de Heere: morgen zult u met brood verzadigd worden (Ex. 16:12). Veertig jaar lang ...
Discipelschap, daar gaat het om. Calvijn is over zijn eigen bekering uiterst terughoudend. De enkele keer dat hij erover schrijft, zegt hij dat hij leerling van de Heilige Schrift werd. Echte bekering is dat je hangt aan de lippen van God, dat je ademt in het Woord. Dát bedoelt Jezus als Hij zegt: als u in Mijn ...
Horen én doen, daar komt het op aan. En daar zit het nu precies op vast. We hóren Gods Woord wel, maar dóen we het ook? In de gelijkenis van de twee bouwers schildert Jezus het levenseinde van twee soorten mensen. De ene bestaat uit hoorders die ook daders van het Woord werden. Bij ...
Vrijdag: Rekenen met Gods Woord
Psalmen 119:9-119:10
Uitleg
Het leven is voor jonge mensen mooi en moeilijk. Mooi omdat het je toelacht met zijn vele kansen. Moeilijk omdat dwaalwegen zo aantrekkelijk zijn. Niet zonder reden vraagt David of God niet wil denken aan zijn jeugdzonden (Ps. 25:7). Er zijn genoeg mensen die slechts met schaamte en verdriet kunnen terugdenken aan misstappen in hun jonge jaren.
Hoe voorkom je dat? Het antwoord vind je in Psalm 119 vers 9: jonge mensen houden hun levensweg zuiver als ze rekenen met Gods Woord. Velen denken dat je dan zo goed als niets meer mag. Het is anders. Je mag alles, maar je wilt het niet meer. Je loopt toch met open ogen niet het gevaar tegemoet? Als we door het Woord gewaarschuwd worden voor gevaren die dreigen, raken dwaalwegen hun aantrekkingskracht kwijt. De woorden van vers 9 bewijzen ook in deze tijd hun kracht.
Vraag: Heb je wel eens ervaren dat de belofte van vers 9 zijn kracht doet?
Zingen: Psalm 119: 5
Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF
Alle Leesplan dagen
-Dinsdag: Dinsdag: Het Boek der boeken
Ik reken erop dat je minstens eenmaal per dag uit de Bijbel leest, maar eigenlijk hoop ik dat je het vaker doet. Vraag je je daarbij wel eens af wat voor een boek de Bijbel is? Het Boek der boeken wordt de Bijbel wel genoemd. Dat is terecht, want geen boek bestaat al zo lang, is in zoveel talen ...
-Woensdag: Woensdag: Genoeg licht voor één stap
Op kamp of tijdens vakantie heb je vast wel eens een dropping of speurtocht in het donker meegemaakt. Wat was je blij dat je een zaklamp bij je had, één die ver schijnt. Je kon er een eind mee vooruitkijken, hoe donker het ook was. Zo’n zaklamp kende de dichter van Psalm 119 niet, wel een ...
-Donderdag: Donderdag: Licht van de Morgenster
Als de zon schijnt, is licht overbodig. Maar in het donker bewijst licht zijn nut. De Bijbel wil Gods licht verspreiden in het donker van ons leven, veroorzaakt door zondige onkunde. We kennen God niet, terwijl de kennis van Hem het eeuwige leven is (Joh. 17:3). We kennen onszelf niet, want we weten niet dat we verloren zijn. Dat is ...
-Vrijdag: Vrijdag: Rekenen met Gods Woord
Het leven is voor jonge mensen mooi en moeilijk. Mooi omdat het je toelacht met zijn vele kansen. Moeilijk omdat dwaalwegen zo aantrekkelijk zijn. Niet zonder reden vraagt David of God niet wil denken aan zijn jeugdzonden (Ps. 25:7). Er zijn genoeg mensen die slechts met schaamte en verdriet kunnen terugdenken aan misstappen in hun jonge jaren.
Hoe ...
-Zaterdag: Zaterdag: De eerste plaats
Het antwoord waarmee Jezus de eerste verzoeking van satan afslaat, is een woord van Mozes aan Israël dat verwijst naar het manna. Veertig jaar lang gaf God aan Israël brood uit de hemel. Toen het ongezuurde brood uit Egypte op was, beloofde de Heere: morgen zult u met brood verzadigd worden (Ex. 16:12). Veertig jaar lang ...
-Zondag: Zondag: Discipelschap
Discipelschap, daar gaat het om. Calvijn is over zijn eigen bekering uiterst terughoudend. De enkele keer dat hij erover schrijft, zegt hij dat hij leerling van de Heilige Schrift werd. Echte bekering is dat je hangt aan de lippen van God, dat je ademt in het Woord. Dát bedoelt Jezus als Hij zegt: als u in Mijn ...
-Maandag: Maandag: Bouwen op de Rots
Horen én doen, daar komt het op aan. En daar zit het nu precies op vast. We hóren Gods Woord wel, maar dóen we het ook? In de gelijkenis van de twee bouwers schildert Jezus het levenseinde van twee soorten mensen. De ene bestaat uit hoorders die ook daders van het Woord werden. Bij ...