Uitdrukkingen en gezegden zijn er genoeg. Denk alleen maar aan de tientallen artikelen over de herkomst van uitdrukkingen die je de afgelopen weken hebt kunnen lezen op deze pagina. Maar wist je dat veel ervan regelrecht uit de Bijbel komen? Een selectie. Volgende week deel 2.
● Gewogen en te licht bevonden.
Dit klinkt als een dreigende waarschuwing. De betekenis ervan is dat je niet goed genoeg bent gebleken, het verkeerd met je gaat aflopen of dat je geen tweede kans meer krijgt.
Als je deze uitdrukking leest, denk je natuurlijk direct aan Daniël. De oude profeet wordt in het vijfde hoofdstuk van Daniël geroepen als koning Belsazar de uitleg wil weten van het Mené, Mené, Tekel, Upharsin. De Heere heeft de goddeloze koning en zijn koninkrijk gewogen, maar te licht bevonden.
● De haan kraaide driemaal.
Als je iemand betrapt op een leugen of een tegenstrijdigheid, kun je tegen hem of haar zeggen: „Ik hoor een haan driemaal kraaien.”
Het is maar de vraag of je deze uitdrukking zo moet gebruiken. Zeker als je beseft in welke ernstige situatie de Heere Jezus dit tegen Petrus zei (zie Lukas 22:34): „Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben, dat gij Mij kent.”
● De hand in eigen boezem steken.
Wie de hand in eigen boezem steekt, zoekt de schuld bij zichzelf. Dan wijs je dus niet gelijk naar een ander, maar ga je bij jezelf te rade of je iets te verwijten valt.
De boezem is volgens Van Dale de ruimte tussen de borst en het daarover hangende kledingstuk. Daar moest Mozes zijn hand steken toen hij bij de brandende braamstruik stond, toen God hem riep om terug te gaan naar Egypte om Israël uit het land te leiden. De manier van spreken is dus regelrecht uit de Bijbel afkomstig, maar de betekenis ervan niet. Die ligt volgens Van Dale in het feit de borst „de zetel van het gevoel” is. Als je de hand in de boezem steekt, tast je als het ware je geweten of je gevoel af om te zien of je schuldig bent.
● Ergens geen jota van snappen.
Deze uitdrukking gebruik je waarschijnlijk niet vaak. Het betekent dat je er helemaal niets van begrijpt, zelfs geen jota. Dit is de kleinste letter van het Hebreeuwse alfabet, de jod.
Overigens gaat het hier om een verkorte variant. Want de Heere Jezus spreekt in Mattheüs 5:18 over een jota én een tittel: „Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.” Een tittel is overigens een streepje boven een Hebreeuwse letter. Ook iets kleins dus.
● De koninklijke weg gaan.
Als je eerlijk, zonder slinkse wegen op je doel afgaat, ga je de koninklijke weg. Het is de meest eenvoudige, gebruikelijke weg, aldus Van Dale.
Om de uitdrukking in de Bijbel tegen te komen, moet je zoeken in het boek Numeri. In het twintigste hoofdstuk in vers 17 vraagt Mozes aan de koning van Edom of het volk van Israël door zijn land mag trekken. „Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet trekken door den akker, noch door de wijgaarden, noch zullen het water der putten drinken; wij zullen den koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken ter rechter- noch ter linkerhand.” Mozes biedt dus aan rechttoe rechtaan door het land te gaan.
● Wie een kuil graaft voor een ander...
Als je iemand anders een streek probeert te leveren, word je daar vaak zelf het slachtoffer van.
Niet zo veel spreekwoorden komen zo duidelijk in de Bijbel voor als deze. In Spreuken 26:27 staat: „Die een kuil graaft, zal er in vallen.” En in Psalm 7:16 haalt David dezelfde zinsnede aan: „Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.”
● Zijn licht niet onder de korenmaat zetten.
Verberg je kennis en vaardigheden niet, maar laat ze zien. Je kunt deze uitdrukking zien als een aansporing om vooral niet te bescheiden te zijn. Maar vergeet vooral niet Wie dit heeft gezegd en in welke situatie. In Mattheüs 5 spreekt de Heere Zijn discipelen aan en zegt: „Gij zijt het licht der wereld.” In die context zegt hij ook: „Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn.” Overigens is een korenmaat een bak op vier poten, waarin koren werd bewaard. Meestal stond deze bak in de woonkamer.