Ik hoor krantenpapier kraken. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hoe mijn medepassagier op z’n telefoon kijkt en langzaam z’n lippen in een lach trekt. Een eindje verderop zit iemand z’n boter- ham op te peuzelen. Naast mij klinkt een zacht geronk – de buurvrouw slaapt. Rust regeert in de coupé.
Maar dan roepen de luidsprekers: „Utrecht Centraal, eindbestemming van deze trein.” Gegeeuw, gekuch. Koekjes, kranten en notebooks verdwijnen in een mum van tijd en tassen en trolleys worden naar de uitgang gesleept. De deuren klappen open, de sprinter staat al op spoor 5. Rennen, dringen, duwen dus. Wij hebben on-ge-lo-fe-lij-ke haast.
Soms is het leven net een trein. Rust is beperkt houdbaar, want het leven sleept ons weer mee naar een volgend station. Weekend hebben is relaxed, maar morgen heb ik een deadline en overmorgen een afspraak. De trein raast door, de minuten tikken door en ook deze week staat de agenda weer vol. En eigenlijk voelt het best fijn in onze multitasksamenleving met wifi, want vertraging levert alleen maar chagrijnige gezichten op. Totdat we in de oudejaarsnacht de balans opmaken onder de woorden ”wij vliegen daarheen”. We vliegen erheen – waarheen?
In de verte klinkt het fluitje van de conducteur. Opschieten!
Anne Vader, 27 september 2012
beeld ANP