Tim zwaait met z’n hand door de lucht. „Hoe komt dat dan, meester?” „Nou, de overheid betaalt heel veel: scholen, wegen, de politie, ziekenhuizen, openbaar vervoer. Mensen zonder werk hebben ook een inkomen nodig. Dat kost allemaal geld.”
„Hoe kan dat dan?” wil Wouter weten. „Ze hébben toch geen geld?” De meester knikt. „Klopt. Maar als jij 50 euro in je spaarpot hebt en je koopt een telefoon van 100 euro, dan sta je in de schuld. Zo is dat ook bij de regering. Nederland gaf jarenlang meer geld uit dan er was.”
„Kon niemand dat dan tegenhouden?” vraagt Bas. „Nu zitten wij ermee.” Hij kijkt kwaad. „Dat is wel geprobeerd”, legt de meester uit. „Sommige partijen wilden fors bezuinigen. Dat vindt natuurlijk niemand leuk, dus zij verloren stemmen. Partijen die liever geld bleven uitgeven, werden juist populair. Emile Roemer bijvoorbeeld. Een jaar of tien, vijftien geleden zat hij in de politiek. Net als veel anderen vond hij dat Nederland minder moest uitgeven, alleen toen even niet.”
„Ze durfden gewoon niet!” roept Sophie fel. „Echt stom!” „O ja?!” De meester kijkt streng. „Wat zou jij doen? Kiezen voor een partij die meer of een die minder bezuinigingen belooft?”
De kinderen kijken ernstig, sommige knikken. Lisa bijt op haar pen. „Eigenlijk denkt iedereen alleen aan zichzelf”, zegt ze aarzelend. De meester krabt op zijn hoofd. „Ehm… pakken jullie je aardrijkskundeboek maar.”
Anne Vader, 30 augustus 2012
beeld ANP