Hij woonde in de grote stad: nooit stil. ''s Nachts was er wel de suggestie, maar die was onvergelijkbaar met déze ervaring. Nimmer aflatend was er het gebrom van motoren, het ruisen van airco''s, geschreeuw en geblaf, of ten minste het zoemen van een computer. Net als donker was stilte schaars geworden.
De reiziger realiseerde zich ineens dat je, om stilte te ontmoeten, steeds verder op vakantie moest. In afgelegen gebieden zocht je naar goedkopere campings. De duurdere boden allemaal programma''s om de stilte te verdrijven. Van sportwedstrijden tot discotheken- als het maar niet saai zou worden.
Stilte saai? Hij kon zich er niets meer bij voorstellen. De totale rust die als een zachte deken over de hellingen lag, opende nieuwe perspectieven. Hij voelde iets van de grootheid van God. Zijn eigen kleinheid en vergankelijkheid werden tastbaar. Meer dan ooit werd hij gewaar reiziger te zijn.
In zijn gedachten verbrak een lach voor een moment het stilzwijgen. Was dat de God van Elia? Lachte Hij om alle grootstedelijk gewoel en ijdelheid? De reiziger voelde een verlangen branden om de Zoon te omhelzen. In de hemel was het weer eerbiedig stil. Niet zomaar vijf minuten - een halfuur wel.
Peter van Olst, 3 augustus 2010
beeld RD