Ditmaal was het in een klooster. In deze orthodoxe abdij, waar zeven broeders volgens de regel van Benedictus -gebed, gemeenschap en arbeid- hun leven leiden, heb ik de kracht van stilte ervaren. Het begon al tijdens de maaltijd. Diverse bordjes met "Maaltijd in stilte" weerhielden me ervan mijn mond open te doen, anders dan voor de ambachtelijk bereide soep.

Geen sociale druk om met een van de andere gasten een gesprek aan te knopen. Met alleen de klanken van muziek op de achtergrond en een licht getinkel van de lepels leek de soep aan smaak te winnen. De stilte maakte al het andere intenser.

Zo ook in de kapel waar de getijden gehouden werden. Als ik via de lange kloostergang de kapel binnenkwam, was de stilte ademloos. Roerloos werd er gewacht op de klok die het begin van het getijdengebed inluidde. Niets wat afleidde, dan mogelijk eigen gedachten.

Omgeven door stilte betreurde ik (hoewel terdege beseffend dat het kloosterwezen zeker zijn on-Bijbelse kanten kent) wat wij verloren hebben als het gaat om het beoefenen van stilte.

Geen ''lege'' stilte waarin jezelf leegmaken het ultieme doel is, maar die volle stilte waar Psalm 62 van spreekt, een stil worden tot God. Was het niet die stilte die een predikant zijn gehoor wilde leren zoeken toen hij vroeg: Gemeente, hebt u ooit een duif zien neerdalen op een racewagen?

Marieke de Vries, 8 september 2010

beeld RD