Zijn nieuwe auto, de carrièreswitch en de stad die hij bezocht, geven eerstgenoemde persoon genoeg input om met een brede glimlach en stem­verheffend zijn verhaal te doen. De oosterling daarentegen vertelt over zijn enorm grote veestapel, zijn pas­gebouwde stal of de auto die hij total loss reed. Het verschil tussen het hebben van (gepaste) trots met en zonder woorden, komt openbaar.

Wat praat hij weinig, denkt de westerling van zijn landgenoot. En als deze wat zegt, is dat slecht te verstaan. Hij verbloemt niet dat hij van de boerderij komt, dat is aan de geur wel te ruiken. Hij hoeft vast niet vaak naar de supermarkt, want zijn koeien geven melk en zorgen voor vlees.

Wat praat hij veel en netjes, denkt de oosterling over de man die dichter bij zee woont dan hij. Hij zou hem „een tikkeltje arrogant” en „ontoegankelijk” willen noemen. Hij moet er niet aan denken om zijn boerenlandweggetje in te ruilen voor een straat in het centrum van de stad.

Ondanks dit alles is de koeknuffelende westerling erg op zijn gemak in het oosten, en voelt de winkelende oosterling zich in hartje Amsterdam prima thuis. Voor­oordelen kunnen door een frisse oosten- of westenwind snel worden verdreven. Dan gaat de wind plotseling uit een andere hoek waaien.