Ik ken een prachtig verhaal over een vermeende vierde wijze. Als je nog een mooi kerstverhaal zoekt, zou ik het aan willen bevelen. Deze vierde wijze heette Artaban, en was te laat gekomen bij het punt waar hij met zijn drie vrienden afgesproken had. Alleen gaat hij op reis om de Koning te ontmoeten, en op zijn reis komt hij allemaal mensen tegen die hij zijn hulp nodig hebben. Uiteindelijk ziet hij zijn Koning, maar niet op de manier zoals hij dat verwacht had. Na 33 jaar zoeken ziet hij Hem aan een kruis hangen. Dan hoort hij de Koning zeggen dat alles wat hij voor die mensen gedaan heeft, hij voor Hem gedaan heeft.

Natuurlijk is het fascinerend om te bedenken waar de wijzen vandaan kwamen, of hoe ze er uit zagen. Volgens de legende was Caspar de jongste, ongeveer twintig jaar, en had hij een donker uiterlijk. Melchior kwam uit Europa, en was de oudste, zestig jaar. Balthazar was rond de veertig, en kwam uit Azië.

Maar Mattheüs vertelt ons dat er allemaal niet bij. Waarschijnlijk heeft de evangelist het niet belangrijk geacht om de lezer te vertellen hoe deze wijzen eruit zagen, of waar ze precies vandaan kwamen, of met hoeveel ze waren. Wie zegt dat ze niet met z’n twintigen waren? In ieder geval: er waren wijzen uit het Oosten. En hoe ze heetten? Ook dat maakt niet uit: de Naam waar ze voor kwamen was veel belangrijker: Jezus. Zaligmaker.

T.S. Eliot’s gedicht ”The journey of the magi” (de reis van de wijzen), eindigt daarom ook zo mooi met de gedachte dat voor de wijzen deze geboorte hun sterven was: hun oude leven was gestorven, en ze hadden een nieuw leven gevonden. Ik zie ze in gedachten terugkeren naar hun land, naar hun oude levens, waar ze zich niet meer thuis voelen tussen heidense goden en gebruiken.

Ik denk niet dat ze hun reis gauw vergeten zijn. Het kleine kindje wat ze vonden, Zijn moeder, de nieuwsgierige Herodes, en een vreemde stem die ’s nachts tot hen sprak en hen waarschuwde… Waarschijnlijk is het hen hun leven lang bij gebleven. Ik hoop dat ik net zo verwonderd ben als ik volgende week Kerst mag vieren. Goud, wierook en mirre hoeven we niet mee te nemen. Een nederig hart is genoeg.