We zien Anders Breivik, de jonge Noor die moordde onder zijn nog jongere volksgenoten.
We zien vuurhaarden in de Arabische wereld. Het bebloede lijk van Gaddafi. Koptische christenen bij de asresten van hun kerk.
We zien donkere kinderen met hongerige ogen en een leeg bord op eten wachten. Westerlingen die met hongerige ogen en volle magen protesteren tegen het beknibbelen op de bonussen.
We zien Tristan van der V. die zijn vuurwapen richt op moeders achter een winkelwagentje, op bejaarden met een boodschappentas, op vaders met een kind aan de hand.
En dan waren er duizenden kinderen die niet mochten leven buiten de moederschoot – maar die zien we niet. Waarschijnlijk blijven ook christenen in werkkampen en de dodencel buiten beeld. Net als christenen die leven in vrijheid, maar intussen ruzie met elkaar maken.
De kerstdagen breken bijna aan. Gods Zoon daalde af in deze wereld van ellende, verschrikking, haat. Hij was de onwaardigste onder de mensen. Verzwegen, verstoten, veracht. Onbegrepen en ongewild. Gedood.
„Zie onze God, de Koning-knecht, Hij heeft zijn leven afgelegd.”
Geen bomen en ballen, geen kaarslicht en knalvuur, geen champagneglazen en cadeaus. Maar wereldnieuws: er is vergeving bij deze Gehate en Verstotene, vriendschap bij een Verachte, leven bij een ter dood Veroordeelde, genezing bij Hem Die verwond en verbrijzeld werd.