Ik ben weer thuis, voorgoed deze keer. Serieus, ik meen het. Nachten heb ik tussen de tentdoeken geslapen, omgeven door het lawaai van de stad. Dagen heb ik doorgebracht in de aangename sfeer van collectieve ontevredenheid; ik heb leuzen gescandeerd over het Malieveld en met overtuiging de media te woord gestaan. Met een bankbiljet over m’n mond geplakt zat ik op straat. Tegen graaiende bankiers. Tegen gigantische bonussen. Tegen de kapitalistische hebzucht als het grote vergif voor onze samenleving.
Maanden verstreken. Het leven ging meer bestaan uit theedrinken op een slaapzak. Veel kampeerders hielden het voor gezien. Journalisten lieten ons links liggen, politici leken ons vergeten. En toen was daar het bericht dat de burgemeester ons weg wilde hebben. Mijn medekampeerders maakten plannen voor een rechtszaak. Dat was voor mij de druppel; ik ben vertrokken.
Nu ben ik hier. Naast me ligt mijn tentje nog opgerold, met de geur van het Malieveld. Wat heeft Occupy nu bereikt? WAT hebben we bereikt, Ingrid?! De kapitalisten hebben al die maanden gewerkt en geld verdiend. Wij hebben in tentjes geslapen, geleefd in de chaos, gegeten op smerige slaapzakken.
Ingrid, ik wilde dat ik gewerkt had. Dan was onze spaarrekening aangevuld. Dan hadden we bij de kringloop een fatsoenlijk bankstel kunnen kopen. Dan had ik anderen een plezier kunnen doen. Nu lag ik te rillen in m’n tentje, luisterend naar het gesnurk van een buurman.
Ik had geld kunnen verdienen, Ingrid. Maar de winst kon ik doneren aan mijn baas. Dat wel.
Henk