Wetenschap 21 december 1999

Uitgebreid Parijs rioolsysteem dankt ontstaan aan cholera-epidemie

De onderbuik van
een wereldstad

Door ir. W. J. Eradus
Een wandeling door de riolen van Parijs is geen alledaags uitstapje. Direct valt de waarschuwing voor snel opkomend hoogwater op: bij een wolkbreuk verdwijnen enorme massa's regenwater in het circa 2500 kilometer lange rioolstelsel. Een duik in de Parijse onderbuik.

Riolen hebben alles te maken met reinigen: met het kanaliseren in de natuurlijke kringloop. Met mest en milieuproblematiek, die de maatschappij van nu met mineralenbalansen en krimpquota beheersbaar tracht te maken. Maar hoe ging dat vroeger?

Van de Romeinen is bekend dat zij een zeer hoogstaande sanitaire cultuur hadden opgebouwd. De geschiedschrijving van de openbare reinheid in het afgelopen millennium wijst echter op een uiterst smerige maatschappij. Met name in de grote steden heersen onbeschrijfelijk smerige toestanden. Een reiziger op weg naar Amsterdam spreekt medio 19e eeuw nog over „eenen, althans voor vreemdelingen, ondragelijken stank. Hetgeen men reeds op eenen afstand van de stad kan bemerken.”

Hoe staat het ervoor in het middeleeuwse Parijs? De burgerij heeft als stelregel voor het omgaan met vuilnis: „Tout à la rue”, gooi alles maar op straat: van huishoudelijk afval, urine, ontlasting tot zelfs foetussen toe. Talrijke loslopende varkens en honden vreten veel van het afval dankbaar op. Zeker als iemand zijn behoefte doet op de keien, zijn ze er als de kippen bij. Maar ook de onzichtbare micro-organismen doen hun best, met als gevolg de al gesignaleerde ondragelijke stank in de straten.

In de dertiende eeuw maakt Phillipe Auguste een begin met de aanleg van openbare werken zoals de massabegraafplaats voor de armen ”Saints Innocents”. Hij laat ook een executieplaats ten noorden van Parijs inrichten, ”de koninklijke galgen van Montfaucon”, die tevens dient als een grote vuilstortplaats. Duizenden mensen worden er opgehangen, al dan niet na foltering. De lijken blijven net zolang hangen tot de beenderen er vanzelf afvallen. De overblijfselen worden samen met huisafval, ontlasting en puin in een geul gedumpt. De afschuwelijke geur die van dit ”epicentrum” van stank afkomt, is bedoeld om de Parijzenaars af te schrikken. Deze afschuwelijke situatie duurt tot in de achttiende eeuw voort.

Huizenhoog vuil
Inmiddels stapelt het vuil in de straten van Parijs zich steeds hoger op. Sommige buurten raken vrijwel ontoegankelijk. Omdat de toestand echt onleefbaar dreigt te worden, vaardigt Philips VI de Valois in 1348 de verordening uit dat iedere burger op straffe van de gevangenis het vuil voor zijn eigen huis moet opruimen.

In 1370 maakt Hughes Aubriot de eerste overdekte beerput in Montmartre. De inhoud daarvan komt terecht in de Seine, bij het Louvre. De andere beerputten zijn niets meer dan geulen in het midden van de straten die verschrikkelijk stinken en vaak overlopen.

Het oversteken van dit soort beergeulen is niet bepaald eenvoudig. In 1653 verordineert Frans I aan huiseigenaren beerputten te bouwen, een voor elke woning, voor de verzameling van menselijke ontlasting. Beerputreinigers komen deze regelmatig legen in tonnen waarmee ze de brij buiten de stad dumpen. Dit helpt maar gedeeltelijk omdat grote hoeveelheden dierlijke ontlasting –speciaal van paarden– achterblijft op straat. Montfaucon wordt steeds belangrijker als stortplaats van afval. Maar de volksmentaliteit blijft „Tout à la rue”.

Kwalijke geuren
In de middeleeuwen is men ervan overtuigd dat de kwalijke geur van rottende lichamen ziekten kan overbrengen en epidemieën verspreiden. „Schadelijke gassen kunnen de lucht vergiftigen en endemische en epidemische aanstekende ziekten veroorzaken.” Wat geurt, is dus bij voorbaat verdacht. Het legen van ”secreetkuilen” (beerputten) staat letterlijk en figuurlijk in een kwade reuk. Om deze reden bouwen de Parijzenaren de begraafplaatsen ver van de bewoonde wereld, zoals de bekende begraafplaats Père Lachaise.

Deze angst voor het gevaar van de stank leidt ertoe dat de skeletten in het massagraf van de Saints Innocents in de winters van 1785, 1786 en 1787 's nachts worden overgebracht naar de verlaten kalksteengroeven onder Parijs, die daarom de naam ”Catacombes” krijgen. Deze steengroeven zijn overigens niet helemaal verlaten omdat allerlei geboefte en staatsvijanden er zich ophouden. Pas in 1870 gebeurt hetzelfde met de andere massagraven en bevatten de catacomben van Parijs de beenderen en schedels van 6 miljoen mensen.

Franse Revolutie
In de 18e eeuw is Montfaucon niet langer de plaats van executie, maar nog wel een oord van verschrikking waar de onthoofde lichamen van de slachtoffers van de Franse Revolutie terechtkomen. De denkbeelden van de Verlichting, de maatschappelijke en industriële revoluties, zorgen ervoor dat beter wordt nagedacht over de ernstige sanitaire problemen van de grootstedelijke samenleving. De grote cholera-epidemie in 1832, die alleen al in Parijs 20.000 slachtoffers maakt, draagt duidelijk bij aan een brede maatschappelijke discussie. Het is dan nog niet bekend dat deze ziekte via het water verspreid wordt, men denk dat juist de geur het gevaarlijkst is.

Dit soort epidemieën draagt bij tot onrust en opstandigheid bij het volk. Een goed onderhouden rioolsysteem zal tegelijkertijd de verspreiding van ziekten en revolutionaire opstanden tegengaan. Riolen worden in versneld tempo aangelegd, zodat in 1840 de omvang al 96 km bedraagt. Om de hygiëne bovengronds te verbeteren, komen er openbare toiletten, fonteinen en ”hydrants”, brandkranen die in de straten een constante waterstroom naar de kolken garanderen. Gebouwen krijgen een dubbel uitgevoerde waterleiding, een voor drinkwater en een voor andere toepassingen: l'eau non-potable, 'grijs' water.

Haussmann
Na de revolutie van 1838 moderniseert Haussmann, de prefect van de Seine, Parijs ingrijpend. De toevoer van water wordt verdubbeld door de aanleg van de aquaducten Yonne, Vanne en Dhuis, naar het ontwerp van de oude Romeinen. Alle huizen moeten op het openbare rioolsysteem worden aangesloten. Ingenieur Bertrand zorgt ervoor dat de rioolpijpen met een helling van 3 procent naar het noordwesten aflopen. Bij die helling zorgt de zwaartekracht voor het transport zonder dat de onderhoudsploegen erin uitglijden. Het is in die dagen overigens de bedoeling dat de rioolstelsel alleen het water van de straten en van de huishoudens transporteert en zeker niet urine en uitwerpselen.

Montfaucon wordt in 1850 gesloten, waarmee afgerekend wordt met dit weerzinwekkende symbool van een wrede, immorele maatschappij en tevens een gevaarlijke bron van besmettelijke ziekten verdwijnt. Op deze plek verrijst een industrieel park, het huidige La Villette, vlak achter het noordoostelijke deel van de Périférique, de ringweg om Parijs.

Wereldtentoonstelling
Tijdens de wereldtentoonstelling van 1867 zijn de Parijse riolen voor het publiek te bezichtigen. De excursies in luxe reinigingskarren en boten blijken een groot succes. Wit geklede rioolbeambten trekken de deftig uitgedoste gasten in deze vaar- en voertuigen door de riolen. De onberispelijk schone, moderne riolen zijn niet langer een bron van angst en walging, maar het visitekaartje van de overheid.

In hetzelfde jaar beginnen Mille en Durant-Claye in La Villette met experimenten om rioolwater te reinigen door filtratie en irrigatie. Verrassend genoeg blijkt dit afvalwater in staat op onvruchtbare zandgrond een grote diversiteit aan gewassen te laten groeien. Zelfs geurende planten, die in de parfumindustrie worden gebruikt, gedijen er goed. In 1920 komt aan deze succesvolle reinigingsmethode een einde door het lozen van vergiftig industrieel afval en maatschappelijke aversie.

Vanaf 1870 wordt het in het openbaar legen van de beerputten met menselijke urine en ontlasting maatschappelijk niet langer getolereerd, zodat de inhoud ervan ook in het riool terechtkomt. Londen, Berlijn en Brussel zijn hier al eerder toe overgegaan. 'Rioolarchitect' Haussmann beseft dat deze beslissing onvermijdelijk is, maar blijft zich toch lang verzetten tegen deze vervuiling van zijn rioolproject door urine en ontlasting. Ook Louis Pasteur is erop tegen, omdat de behandeling van het rioolwater niet toereikend zou zijn om de micro-organismen afdoende te doden. Hij geeft de voorkeur aan dumpen in zee. Ook zijn velen nog bevreesd voor het besmettingsgevaar van de begeleidende geuren, met name voor de rioolwerkers.

Het is in die tijd overigens nog steeds erg droevig gesteld met de sanitaire mentaliteit van de bevolking, getuige een zinsnede in de wet voor de afvalverzameling van 1884 waarin nog nadrukkelijk wordt verboden huisvuil, urine en ontlasting uit de ramen te gooien. In 1892, na de laatste grote cholera-uitbarsting, breekt de maatschappelijke overtuiging definitief door dat het nodig is alles via het riool af te voeren.

Wie op de rand van het millennium door Parijs wandelt, kan zich dit verleden nauwelijks voorstellen. Groene wagentjes met grote slurven slurpen gretig het straatvuil op. 's Morgens draaien de winkeliers de ”hydrants”, de brandkranen bij de kolk open, waardoor water over de vaak licht hellende straten stroomt. Het vuil van de vorige dag is er snel mee weggespoeld.

In de kalkbodem ligt een effectief rioolstelsel met een lengte van zo'n 2500 km, wat een totale stroom van afval- en hemelwater oplevert van 15 kubieke meter per seconde. Ruim 900 mensen zijn dagelijks voor het onderhoud werkzaam. En voor de toerist die eens wat anders wil zien dan de Eiffeltoren is het een toeristische trekpleister. In sanitair opzicht zijn de tijden ten goede gekeerd.

Zie ook:
Doorstroomtoilet

Rioolmuseum

Regenwater afkoppelen