Voorpagina

Zie ook:
Verdeelde reacties op plan van Apotheker
Onbegrip bij boer over 'kippenplan'
Pluimveestapel laatste jaren enorm gegroeid

Kamer positief over actie Apotheker

Kabinet bevriest
pluimveehouderij

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Het kabinet heeft met ingang van gisteren de pluimveesector voor onbepaalde tijd bevroren. Dat betekent dat het aantal kippen en kalkoenen dat op dit moment in Nederland gehouden wordt, zo'n honderd miljoen stuks, niet meer mag toenemen. De maatregel is gistermiddag door minister Apotheker van landbouw afgekondigd. Een wetsvoorstel dat de uitbreidingsstop van de pluimveehouderij regelt, is naar de Raad van State gestuurd.

De belangrijkste reden voor het bevriezen van de pluimveehouderij is de versnelde groei van de sector in het afgelopen jaar. Kwamen er tussen 1985 en 1997 2,2 miljoen kippen bij, het afgelopen jaar groeide het aantal legkippen, vleeskuikens en moederdieren met 5,6 miljoen naar een totaal van 98,7 miljoen kippen. Bovendien is het aantal aanvragen voor bouwvergunningen fors gestegen. Met name in Noord-Brabant zouden veel varkensboeren na de sanering van de varkenssector zijn overgestapt op kippen.

Mestprobleem
Groot probleem bij dit alles is dat er op dit moment geen afdoende oplossing is voor het overschot aan kippenmest. Sector en overheid gingen er lange tijd van uit dat er vanaf 2002 jaarlijks voor 20 miljoen kilogram fosfaat aan dierlijke mest, voornamelijk pluimveemest, in het buitenland kon worden afgezet. De mestexport blijft echter achter bij de verwachtingen. In werkelijkheid is er sprake van een terugval van de mestexport van 12 miljoen kilogram fosfaat in 1995 tot naar verwachting 5 à 7 miljoen kilogram fosfaat in 1998.

Het oplossen van dit mestprobleem wordt bij de huidige groeicijfers van de sector alleen maar moeilijker. „Als we nu geen stop afkondigen, zullen we straks, net als bij de varkens, een verplichte generieke korting moeten doorvoeren”, verklaarde minister Apotheker gisteren. Volgens hem biedt bevriezen van de pluimveestapel aan sector en overheid de beste uitgangssituatie om de herstructurering van de sector met succes aan te vatten. „Door nu een time out te nemen, kunnen we straks het spel beter spelen”, aldus de bewindsman.

Apotheker wil het liefst dat de sector de zo gewenste herstructurering van de pluimveehouderij zelf tot stand brengt. Zij krijgt daarom tot 1 januari 2000 de tijd om met eigen oplossingen te komen voor het probleem van de mest, voor de welzijnsproblemen van de dieren en voor de veiligheid van het product. „De pluimveesector heeft nog onvoldoende grip op het tegengaan van besmettingen met salmonella en campylobacter”, schrijft de minister in een toelichtende brief aan de Tweede Kamer.

Het bevriezen van de pluimveesector vindt, net zoals dat in de varkenshouderij gebeurd is, plaats door het omzetten van mestrechten in pluimveerechten. Om de hoeveelheid pluimveerechten voor een individuele boer te bepalen, let de overheid op de gerealiseerde mestproductie voor kippen en kalkoenen in het jaar 1995, 1996 of 1997, naar keuze van de betrokken ondernemer. De mestproductierechten die vóór 6 november 1998 zijn aangekocht en bij het Bureau Heffingen geregistreerd, worden volledig meegerekend. De pluimveerechten zijn net als de varkensrechten verhandelbaar.

Geen nare dingen
Verreweg de meeste kamerfracties zijn positief over het besluit van minister Apotheker. PvdA-kamerlid Feenstra noemt de maatregel „verstandig”. Ook CDA-kamerlid mevrouw Schreijer-Pierik toont zich tevreden over de gang van zaken. „Voor ons is van belang dat er geen korting op de pluimveerechten plaatsvindt en dat bij de verdere herstructurering de sector nauw betrokken zal worden. Bovendien hebben de akkerbouwers geen reden tot klagen. Wie op grond van zijn grondgebonden mestrechten kippen wilde gaan houden, heeft hiervoor lang genoeg de tijd gehad”.

SGP-kamerlid Van der Vlies is door de actie van Apotheker niet overvallen. „Er hing al lang iets in de lucht. Het precieze voorstel moet ik natuurlijk nog bestuderen. Daarbij zal mijn fractie er in elk geval goed op letten dat er geen nare dingen gebeuren voor pluimveehouders die door min of meer toevallige omstandigheden een tijdlang minder dieren hebben gehouden dan in principe mogelijk was. Dat we daar zorgvuldig mee om moeten gaan, hebben we bij de varkenswet wel geleerd”.