Forum 19 juni 2001

Antithese verbonden aan christelijke levensbeschouwing

Ware tolerantie
vraagt een offer

Is de antithese tussen christelijke en seculiere partijen voorbij of leeft ze juist weer op? Die vraag komt op nu in een jaar tijd een reeks omstreden wetsvoorstellen door de Tweede en de Eerste Kamer is aangenomen. In de debatten over die wetten stonden de partijen tegenover elkaar. Vandaag de laatste aflevering in een serie van vier artikelen. Volgens drs. A. A. van der Schans kan de antithese, in geestelijke zin verstaan, niet georganiseerd worden, maar is zij er.

In het concentratiekamp Bergen-Belsen bevond zich in de oorlog, behalve talloze andere slachtoffers, ook Labi, een Joodse schoolmeester uit Zuid-Afrika. Deze Labi weigerde de kampsoep te eten. Ook na nadrukkelijk aandringen bleef hij weigeren. „Labi, waarom eet je geen soep?” „Labi, als je niet eet komen de paarden je halen.” De paarden kwamen elke dag de doden halen. „En dan fluistert Labi, met een oneindige melancholie en ernst, als een bekentenis tot zichzelf: Omdat er verschil is tussen rein en onrein.”

Aan deze indrukwekkende passage uit ”Amor fati” van de Joodse schrijver Abel Herzberg moest ik denken toen mij de vraag gesteld werd of de antithese tussen christelijke en seculiere partijen voorbij is of juist weer opleeft. De aanleiding tot deze vraag is genoeg bekend. De VVD- en D66-leiders Dijkstal en De Graaf noemden in één adem de onverdraagzaamheid en het gebrek aan respect voor anderen van imams en de christelijke partijen. De eersten hadden homoseksualiteit een „ziekte voor de samenleving” genoemd, een groep christenen had zich verzet tegen de nieuwe euthanasiewet.

Scheidslijn
Voordat we op de gestelde vraag ingaan, is het goed om toch ook even stil te staan bij het begrip antithese. De term werd door Abraham Kuyper (1837-1920) in 1904 voor het eerst als zodanig gebruikt. In navolging van Kuyper versta ik onder antithese geen partijpolitieke tegenstelling. Onder antithese versta ik de alomvattende tegenstelling tussen het christendom en de moderne of, zo men wil, niet-christelijke levensbeschouwing. Wat is de fundamentele kern van deze tegenstelling? Dan denk ik weer aan Labi. Het was natuurlijk geen eigengereidheid die Labi dreef toen hij de soep weigerde. Het ging hem niet in eerste instantie om die soep, maar om de erkenning dat er iets is dat mag en iets dat niet mag. Abel Herzberg verwoordt dat zo: „Er zijn mensen die weten van een scheidslijn tussen geoorloofd en ongeoorloofd, en mensen die dat niet alleen weten, maar het niet willen weten. Tussen hen is geen vrede.”

Nu is het in het christendom niet zo dat mensen met elkaar hebben afgesproken wat geoorloofd is en wat niet geoorloofd is. Dat komt in de praktijk van het leven natuurlijk veelvuldig voor, maar niet wanneer het gaat om de diepste levensvragen. Niet wanneer het gaat om de basis en bron van de moraal. Het uitgangspunt hiervoor ligt in de bijbel, Gods Woord. Daarin staat als een beschermende leefregel wat goed en slecht is voor alle mensen. Niet dat hiermee alles over dit onderwerp gezegd is, maar het moet wel éérst gezegd worden, omdat dit het belangrijkste is. Gods wil en wet –samengevat in de Tien Geboden– dienen naar mijn diepste overtuiging de normering en structurering van de orde en ethiek in de samenleving te zijn. Het is deze geopenbaarde, niet wetenschappelijk te verifiëren waarheid, die een antithese oproept. De erkenning of ontkenning van deze waarheid, van universele normen en waarden, is het beslissende punt waar de wegen uiteengaan.

Niet gelijkwaardig
Het getuigt van oppervlakkigheid van de ”paarse mens” om van christenen respect te vragen voor de ”andere standpunten”. Want deze standpunten staan bij belangrijke aangelegenheden tegenover elkaar en sluiten elkaar uit. In de hele discussie moet van meet af aan duidelijk zijn dat voor christenen alle normen- en waardestelsels niet gelijkwaardig zijn. Het zou geen best teken zijn wanneer in de politiek –en overal elders– de tegenstelling tussen het christelijke geloof en het ongeloof niet meer gezien en gehoord zou worden.

De vraag dringt zich op hoe het dan zit met de (in)tolerantie van zulke christenen. Want dat ligt natuurlijk voor in de mond van degenen die hun uitgangspunt nemen in het zelfbeschikkingsrecht en constateren dat mensen hun overtuiging boven die van vele anderen stellen. Nu kan er over het begrip tolerantie wel meer gezegd worden dan dat het verdraagzaamheid betekent. Wat is werkelijke tolerantie? Dat is geen relativisme, onverschilligheid of vrijblijvendheid. Ik neem de ander juist niet voluit serieus wanneer ik met een plichtmatige betuiging van respect ”alles maar goed vind”, zolang de opvatting van die ander mij of de samenleving maar niet schaadt. Ik neem de ander dan serieus wanneer ik mij verdiep in de diepste drijfveren van iemand.

De veelal verkondigde en gretig aangegrepen gedachtegang dat een algemeen door de samenleving aanvaarde moraal (bijvoorbeeld afwijzing van geweld tegen onze medemens) en een privé-moraal gescheiden terreinen zijn, berust op een misvatting. Niemand die een overtuiging heeft, laat deze thuis wanneer hij zich in de publieke samenleving begeeft. Het behoort onlosmakelijk tot een échte overtuiging de publiekelijkheid te zoeken met deze overtuiging. Een overtuiging zonder missie is kleur-, geur- en smakeloos. De overtuiging van de paarse bewindslieden is dat allerminst. De ijver waarmee de realisering van het homohuwelijk nagestreefd werd, was van een welhaast pseudo-religieus gehalte. Minister Borst sprak na de bekrachtiging van de nieuwe euthanasiewet door de Eerste Kamer de verschrikkelijke woorden: „Het is volbracht.” Het is nog niet zo heel lang geleden dat wijlen minister Dales in de domkerk in Utrecht uitsprak dat een schriftuitleg waarin homoseksualiteit als zonde gezien werd, verboden moest worden.

Vergeten
Dat brengt mij terug naar de eigenlijke vraag van dit artikel of de zogenaamde antithese weer opleeft. Ik zou bijna zeggen: Was het maar waar. Waarom nuanceerde VVD-leider Dijkstal in een interview met deze krant zijn aanvankelijk harde kritiek aan het adres van de christelijke partijen? Waarom kwam het in de politieke debatten over het homohuwelijk en euthanasie „nimmer tot een echt debat”, zoals de politiek redacteur van Trouw opmerkte? Misschien kan het onderscheid tussen de begrippen atheïsme en secularisatie hier een antwoord op geven. Atheïsme heeft de geladenheid van actieve vijandschap tegen God en van de discussie van het in wezen niet overwonnen godsbesef, van de stille vrees dat die God nog wel eens werkelijk zou kunnen bestaan. In de term secularisatie, door het óvergebruik afgesleten, komt het (post)moderne levensgevoel tot uitdrukking. Hierin is God niet meer gehaat, noch bestreden, maar vergeten. De werkelijkheid is zó versplinterd, moraal en ideologie zijn dermate geprivatiseerd, dat onze cultuur geen rechtvaardiging meer vraagt. Hiermee wil gezegd zijn, dat het ”geloof” van de Verlichting niet meer gedragen wordt door een levend cultuurideaal.

Over de antithese moet nog iets gezegd worden. Ten diepste kan de antithese, in geestelijke zin verstaan, niet georganiseerd worden. Hij ís er! De kerkvader Augustinus sprak in zijn tijd al van twee rijken, twee steden, waartussen het hier op aarde niet goed zal komen. Wanneer in de gereformeerde gezindte de brede aandacht voor de wereld als Gods wereldplaats maakt voor het zich terugtrekken in de privé-sfeer, wanneer we het leven gaan scheiden in een reformatorische en een niet-reformatorische component, solderen we zelf een antithese. Juist in de gereformeerde gezindte, waar het besef aangetroffen wordt dat „we allen van dezelfde lap gescheurd zijn”, dient het gesprek met de niet-christelijke medemens gelijkwaardig te zijn. In deze zin bedoeld, kan er nooit genoeg respect, zo men wil liefde, voor de naaste zijn. Dat is de ware tolerantie! Maar die vraagt dan ook een offer van ons. Wanneer hiervan sprake is, wordt vermeende superioriteit omgesmeed tot solidariteit. Is in de praktijk van ons leven de belijdenis dat álle mensen naar Gods beeld en gelijkenis zijn geschapen, niet te vaak afwezig? Standpunten, opvattingen en gedragingen die tegen het Woord van God ingaan, kunnen nooit genoeg bestreden worden. Onze naaste kan nimmer genoeg bemind worden.

Tragiek
De grootste tragiek van onze tijd is niet dat ”de wereld” zo tegenvalt. Christenen kunnen zich om verkeerde motieven een slachtofferrol aanmeten. Dat zeg ik niet goedkoop. Ik realiseer me dat christenen bijvoorbeeld bij sollicitaties in een aantal gevallen minder kansen kunnen krijgen dan anderen. Wanneer het gaat over het aanvaarden van werk op zondag, het niet willen voltrekken van homohuwelijken als ambtenaar van de burgerlijke stand, het huldigen van een zogenaamd pro-lifestandpunt in de gezondheidszorg en andere zaken meer. In deze zin dreigen er gevaren voor christenen in deze maatschappij.

Van de grootste tragiek is echter sprake wanneer de kerk en haar ambassadeurs hun roeping verzaken. Eén dag voor Pasen stonden in NRC Handelsblad de in dit artikel gewraakte woorden van minister Borst. Het trof me zeer. Wat me echter nog meer aangegrepen heeft is het feit dat in dezelfde krant van die dag een halve pagina groot artikel stond van ds. C. A. ter Linden onder de grote kop: ”Opstandingsverhaal moet worden gezien als legende.” Inderdaad, het oude vrijzinnige verhaal. Maar daarom niet minder aangrijpend. Hier wordt de bijbelse antithese door kerkmensen om zeep geholpen. Wie zou niet wenen?

Christelijke politiek is het opkomen voor alle geboden en beloften van God op alle terreinen van het leven. We herdenken dit jaar dat 200 jaar geleden Guillaume Groen van Prinsterer geboren werd. Hij schrijft aan het slot van zijn magistrale ”Ongeloof en revolutie”: „Veel wat de wereld groot acht, is klein; veel wat ze klein acht is groot.” Een kernachtiger slot- en troostwoord dan dit kan ik niet spreken.

De auteur is docent geschiedenis aan christelijke hogeschool De Driestar.

Is de antithese tussen christelijke en seculiere politieke partijen voorbij of leeft ze juist weer op? In een serie artikelen gaan vier betrokken personen in op de vraag. Vandaag de laatste aflevering.

Deel 1: 'Neutrale' politiek zorgt voor verwarring

Deel 2: Antithese in een nieuw gewaad

Deel 3: Paarse ideologie brengt nieuwe tegenstelling