Forum 9 juni 2001

Debat over betekenis schepping zonder antithese te doorkruisen is mogelijk

'Neutrale' politiek
zorgt voor verwarring

Is de antithese tussen christelijke en seculiere politieke partijen voorbij of leeft ze juist weer op? Die vraag komt op nu in een jaar tijd een reeks omstreden wetsvoorstellen door de Tweede en de Eerste Kamer is aangenomen. In de debatten over die wetten stonden de partijen tegenover elkaar. In een serie artikelen gaan vier betrokken personen in op de vraag. Mensen die zeggen dat je in het openbare leven met geen God te maken hebt, scheppen verwarring, schrijft dr. A. J. Verburgh vandaag. Dinsdag aflevering 2.

Toen rond 12 mei de VVD- en D66-leiders Dijkstal en De Graaf overdreven heftig uitvoeren tegen de christelijke partijen vanwege hun ernstige en aanhoudende kritiek op de paarse euthanasiewet, werd hier en daar geschreven dat „de antithese herleeft.” Bedoeld werd de antithese waarvan Abraham Kuyper in het begin van de vorige eeuw sprak en waarvan de echo's nog lang bleven naklinken. Het was de antithese tussen de christelijke politiek en de seculiere (godsdienstloze) politiek van de liberalen en hun bondgenoten. Kuyper had destijds geen gelukkige hand in de manier waarop hij over de antithese sprak. Het woord komt niet in onze Bijbel voor, maar wel in de ongeloofsfilosofie van Hegel (1770-1831). De communisten bouwden hierop verder en spraken over de antithese tussen kapitaal en arbeid, die moest uitbreken in de klassenstrijd.

Nu hoef je zulke filosofieën niet aan het woord antithese te verbinden. Je kunt ook zeggen dat de vijandschap tussen de nakomelingen van de oude slang en die van de vrouw uit Genesis 3:15 een antithese laat zien. Kuyper paste dit toe in zijn openingsrede van de jaarvergadering van de Antirevolutionaire Partij in 1909. Hij wees toen de ”Heeren en Broederen” op de politieke tegenstelling of antithese die er was en is over de vraag of uit de wil van de mens dan wel uit de wil van God de richtlijn van het staatsbeleid zou worden afgeleid.

Tot zover geheel akkoord. Ook bij de euthanasiedebatten speelde deze vraag een centrale rol. Maar Kuyper ging te ver toen hij zei dat deze antithese het leven als zodanig betreft en daarbij verwees naar Lukas 12:52 (Vijf zullen in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee). Zo werd van de antithese tussen politieke beginselen een antithese tussen personen gemaakt. Christenen hier, paganisten (heidenen) daar –zo werd afkeurend gezegd. Later is van antirevolutionaire zijde verzekerd dat dit nooit was bedoeld, en dat de antithese van zonde en genade als een strijd dwars door ieder mens heengaat. Maar het misverstand bleef bestaan. De geestverwante Christelijk Historische Unie haastte zich destijds om in artikel 8 van haar beginselprogram te verzekeren: „De CHU verzet zich tegen een groepering des volks in twee delen naar godsdienstige onderscheiding.”

Nu belijden we de goddelijke verkiezing en verwerping (Dordtsche Leerregels I) die de geestelijke antithese is (Johannes 3:36). Ons verdriet over dierbaren die van Christus niet willen horen is groot. Maar toch behoort dit grotendeels tot het persoonlijke leven en slechts in geringe mate tot het publieke (openbare) leven dat je met de gehele bevolking deelt. Daar moet je samenwerken met collega's in een 'neutraal' bedrijf, met je klanten, in de winkels, bij je relaties met de overheid, bij het bieden van hulp, enzovoort. Je kunt op dat publieke terrein niet zomaar doen of het behoort tot het strikt persoonlijke of private gebied. Je weet dat je soms als inwoner, raadslid of burgemeester moet spreken voor een gehele bevolking van gelijkgerechtigde niet-gelovigen, moslims, hindoes, Joden en christenen (van verschillende denominaties). Deze bevolking moet ook in haar geheel worden bestuurd. Bij bijvoorbeeld een bespreking van regelgeving inzake huwelijk en gezin, onderwijs, enzovoort, is het moeilijk om een beroep te doen op de relatie van deze bevolking tot Christus. Want je weet dat de (geestelijke) antithese een diepe scheiding vormt tussen een (minderheids)deel van de bevolking en de overigen.

Gemeenschappelijk
Dr. B. Loonstra struikelde over deze moeilijkheid en kwam in zijn boek ”Zo goed en zo kwaad” tot de slotsom dat Gods geboden geestelijk zijn en daarom niet publiek kunnen worden verplicht gesteld. Dit zou eigenlijk een onderwerp van de missiologie zijn, van getuigenissen en niet van de politiek (blz. 38).

Maar de bevolking moet worden bestuurd en dan kan een getuigenis niet voldoende zijn. Je moet als bestuurder een aanknopingspunt zoeken dat voor de gehele bevolking geldt. Daarbij maken de paarse partijen het zich gemakkelijk. Ze zeggen: Houdt op met spreken over God in de politiek, dan heb je daarover ook geen onenigheid. En praat alleen maar over materiële belangen en voorkeuren van de mensen. Maar zo steun je nu juist de materialistische en postmoderne samenleving zonder God waarin we leven.

Er is echter iets anders dat alle mensen wél gemeenschappelijk hebben, namelijk dat ze op een bepaalde manier geschapen zijn en ook onderworpen zijn aan hun kwade neigingen na de zondeval. Of iemand nu gelooft in de oerknal en evolutie, in de koran of volgens Genesis 1 en 2, geschapen is iedereen. Ook hierover zal weer verschillend worden gedacht, maar over de betekenis van de schepping van ieder mens is wel degelijk een algemene politieke discussie mogelijk zonder dat die door een geestelijke antithese wordt doorkruist. Want zelfs de boze geesten van Jakobus 2:19 geloven dat er één God is. Alleen de dwaas van Psalm 53 gelooft het niet, maar tegen dwazen mag je met Gods hulp wel optreden in het politieke debat. Zelfs Dijkstal en De Graaf kunnen dan niet zeggen dat je onverdraagzaam bent. Ook kun je in een algemene politieke discussie vasthouden aan het feit dat de mensen niet uit zichzelf alleen het goede willen. Je krijgt dan minstens de seculiere conservatieven van de Burke-stichting met je mee.

Scheppingsbestemming
Wat is het nut ervan dat je volhoudt dat alle mensen zijn geschapen door hun Schepper, en zich daarna ombogen naar het kwade? Het nut is dat je dan ook kunt vragen met welk doel de mensen zijn geschapen. Dat staat op de eerste blz. van de Bijbel. Ook voor een niet-religieuze is het toch niet onredelijk om eens na te gaan wat de Bijbel op het relevante gebied meedeelt. De Bijbel was door de eeuwen heen een bron van meer positieve dan negatieve bezieling. In de Bijbel staat dat de mens de bestemming van zijn schepping volgt door over de aarde regeermacht uit te oefenen als een door God aangestelde gouverneur, tot eer van zijn Schepper en daarmee van Christus die naast God de Vader is gezeten en ook de Heer is van alle gezag. Die eer aan de Schepper en Voltooier van de kosmos is je christelijk cultuurideaal. Als het antwoord daarop is: Ja, dat geloof jij nu wel, maar wij geloven iets anders, dan kan je vragen of ze een universeler en meer harmonie bevorderend ideaal weten dan dat van Gen. 1:28 of van Openb. 14:7.

Want welk beleid sta je daarmee voor? Je probeert dan in het publieke leven zo veel mogelijk goede zaken tot stand te brengen (denk bijvoorbeeld aan een nationaal plan tegen wateroverlast of verbetering van onze spoorwegen). Voorzover dat mag gelukken, moet je openlijk laten zien dat het God is die daarvoor de kracht en de mogelijkheden gaf. Dat is de scheppingsbestemming van iedereen in het burgerlijke en publieke leven. Het is Gods bedoeling om tot goede continuering van de schepping te komen met de verantwoordelijke mensheid aan het hoofd. Die goede continuering houdt in dat je je houdt aan de scheppingsstructuren en ook probeert de storingen van de vloek die door deze structuren is heengegaan, te onderdrukken. Daarbij hoort ook dat je je houdt aan de uiterlijke regels die de Tien Geboden leren. Je kunt die regels wel overtreden, maar het eind is dat de uitvoering van je scheppingsbestemming een fiasco wordt. De zin van alleen al het publieke deel van je leven in de maatschappij wordt dan een probleem.

Antithese
Maar stel nu eens dat je merkt dat voldoende mensen het toch wel zinvol vinden om gevolg te geven aan hun scheppingsbestemming. Ze voeren dan de bestemming uit die zij van nature hebben (want uit, door en tot God zijn immers alle dingen). Maar waar blijft dan de antithese?

De geestelijke antithese blijkt onmiddellijk bij de vraag om je scheppingsbestemming te verdiepen, te verinnerlijken. God wil dat de aarde verdergaat tot de dag van de wederkomst. Daarvoor gaf Hij als teken zijn regenboog na de zondvloed. En daarom is het 't beste dat alle mensen hun scheppingsbestemming volgen. Maar God wil méér. Hij wil ook het diepst van het hart van de mens. Dit kan in de politiek niet worden gevraagd. Maar in het persoonlijke, geestelijke en ook kerkelijke leven vraagt God dit wel. En dat is nu juist wat veel mensen niet willen. Hun private leven is van henzelf –daar geven zij ook aan Gods Geest geen toegang. Zo blijkt dan de antithese van Genesis 3:15.

Ten slotte: Waarom zou je je er druk om maken dat de mensen in de bevolking hun scheppingsbestemming volgen, als dat toch nog niet betekent dat zij echt door de Geest van Christus zijn bekeerd. Antwoord: Mensen die in onze zogenaamde neutrale openbare samenleving maar raak leven zoals nu, en als vanzelfsprekend rondbazuinen dat je in het openbare leven met geen God te maken hebt, brengen meer verwarring en relativisme in de kerken (en onder jongeren) teweeg dan mensen die er vandaag tenminste een verstandig politiek-cultureel-sociaal profiel in willen zien dat God wordt geëerd.

De auteur is oud-kamerlid voor het GPV.

Is de antithese tussen christelijke en seculiere politieke partijen voorbij of leeft ze juist weer op? In een serie artikelen gaan vier betrokken personen in op de vraag. Vandaag de eerste aflevering, volgende week dinsdag aflevering 2.