Eerste Hongaarse kerkdienst in Utrecht herdacht
Driehonderd jaar geleden werd in Nederland voor het eerst een Hongaarse kerkdienst gehouden. Dat was op 30 november 1722, toen Hongaarse studenten met speciale permissie van de Utrechtse burgemeesters op zondagmorgen in het Academiegebouw een kerkdienst in hun eigen –voor anderen totaal onbegrijpelijke– taal mochten houden.
Ter gelegenheid van het 300-jarig jubileum van de eerste Hongaarse eredienst belegde de Hongaarse gemeenschap in Nederland zaterdagmiddag een herdenkingsbijeenkomst in Utrecht. Na een kranslegging bij de plaquette van de ”peregrinus hungaricus” (Hongaarse pelgrimstudent) in het Academiegebouw en bij de herdenkingsplaat in de Domkloostertuin, werd in de Pieterskerk een Hongaarstalige kerkdienst gehouden, met zang, declamatie en een reeks toespraken.
Hongarije kende direct na de Reformatie vanwege vervolgingen geen protestantse theologische academies. Vanaf de 17e eeuw kwamen talrijke Hongaarse studenten aan Nederlandse universiteiten studeren, de zogenoemde ”peregrinatio academica” (academische pelgrimsreis). Er waren Hongaarse diasporastudenten in Leiden, Franeker en Harderwijk, maar de Utrechtse Academie was het meest in trek.
Dr. János Hermán uit Zwolle, waar hij maandelijks Hongaarstalige diensten belegt, citeerde uit het document waarin de Hongaren voor het eerst toestemming kregen een kerkdienst in hun eigen taal te beleggen: „De Vroetschap accordeert bij deze aen de Hungarise e Zevenbergse Studenten alhier permissie, omme des Zondags ten elf ueren voornoens in ’t bovenste auditorium van de academie onder haer te houden haeren Godstdienst en te doen een predicatie.”
Volgens dr. Hermán is een kerkdienst om 11.00 uur nog steeds „de meest ideale tijd.” Het is opmerkelijk dat in het Protestantse Theologische Seminarie in Kolozsvár –tegenwoordig de Roemeense stad Cluj– nog steeds op dat tijdstip een dienst wordt gehouden.
Dr. Réka Bozzay van de vakgroep Neerlandistiek van de Universiteit Debrecen gaf een overzicht van de universiteiten waaraan Hongaarse studenten studeerden. Maar liefst 740 Hongaren kwamen in de 17e en 18e eeuw naar Utrecht. De uitstekende opleiding en de financiële ondersteuning maakten Utrecht favoriet. „Een heleboel Hongaren volgden de colleges van beroemde Utrechtse professoren, zoals Voetius, Burmannus, Leusden, Van Alphen en Lampe”, aldus dr. Bozzay. Sommigen werden bekende geleerden, onder wie János Apáczai Csere. Hij schreef de ”Magyar logikácska” (Kleine Hongaarse logica) en de ”Magyar Enciklopaedia” (Hongaarse encyclopedie).
Dr. Réka Bozzay vertelde hoe János Apáczai Csere in Utrecht met de welgestelde Aletta van der Maet uit het stadskasteel Rozenburg trouwde. Zij liggen begraven op het kerkhof Házsongárd in Kolozsvár/Cluj. Haar Nederlandse naam op het grafmonument inspireerde Lajos Áprily tot een gedicht. Het gedicht werd in het Nederlands voorgedragen door dr. Orsolya Réthelyi (vakgroep Neerlandistiek ELTE-Universiteit Boedapest).
Omgekeerd studeerden ook Nederlanders aan Hongaarstalige universiteiten. Een van hen is dr. G. H. van de Graaf, die in de Pieterskerk namens het Református Kollégium Debrecen de Gábor Bethlen-onderscheiding ontving. Dr. Van de Graaf, die in het Hongaars de openingspreek hield, vertelde in zijn lezing hoe zijn proefschrift aan het Protestantse Theologische Instituut in Cluj in de communistische tijd op wonderbaarlijke wijze en door wat slim manoeuvreren met de autoriteiten toch in druk werd uitgegeven.