Hulp bieden aan iemand in de rouw betekent vooral luisteren
Misschien is het twee, drie, zeven of twintig jaar geleden. Opeens treft dat beeld je als een mokerslag: een leeg bed, dat raam waar niemand meer door naar buiten kijkt.
Rouw kan door de jaren heen veranderen, maar kun je ooit het verlies van een dierbare verwerken? Spreek liever van verlies overleven, zegt klinisch psycholoog Manu Keirse.
De schuifdeuren moesten altijd een vuistbreedte openblijven, vertelt Kees Berends (1980), over de kamer waarvan hij de bewoner goed heeft gekend. Hij maakte foto’s in 2005, toen de bewoner was overleden en het huis „stil, leeg en koud” was – weliswaar netjes opgeruimd, terwijl het daarna verbouwd zou worden. De foto’s maakte hij om iets vast te leggen, zodat hij later kon stilstaan bij de zichtbare sporen van een mensenleven. In 2005 was hij ziek, burn-out, hij zat „in een heel donkere periode”, en pas na twee jaar zou hij de beelden goed gaan bekijken en maakte hij er een boekje van: ”in een beeld,…”. Het is een vierkant boekje, 14 bij 14 centimeter, uitgegeven in eigen beheer. Ooit bood hij het te koop aan bij exposities en op het kunstplein op de Wegwijsbeurs, elk exemplaar zorgvuldig in een precies passend plastic hoesje gestoken, zodat het fotopapier mooi bleef.
Aan het begin staan twee verzen van Psalm 39 afgedrukt: ”O Heer, ontdek mijn levenseind aan mij” en ”Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen”. Daarna volgen foto’s en gedichten „rondom het vergankelijke van een mensenleven.” „Ik fotografeer graag van het donker naar het licht toe”, zegt Berends. Dat deed hij ook voor zijn afstudeerproject voor de Fotoacademie in Amsterdam; dat werd eveneens een boekje. Hij slaagde – nét niet cum laude, omdat hij er gedichten bij afdrukte. „Ga maar naar het zendingsveld, ga maar naar Afrika om te evangeliseren”, zei de examencommissie. Dat deed Berends niet, maar hij ging later wel werken bij stichting Ontmoeting, en dat werk vindt hij nog mooier dan fotografie. „Alles wat ik heb geleerd –mijn manier van kijken, creatief werken– gebruik ik nu bij mensen met wie ik werk. Ik werk aan de onderkant van de maatschappij en ook daar is het zoeken naar lichtpuntjes. Het is hopeloos, zeggen ze soms, maar zolang iemand leeft, is er hoop. Als we uitgeworsteld zijn en gaan bidden –misschien moeten we eerder stoppen met worstelen?– dan gebeurt er nogal eens iets waarvan ik denk: wauw, dat had ik niet kunnen bedenken.”
Het boekje van Kees Berends, dat niet meer te koop is, en zijn verhaal erbij, is ergens een mooi voorbeeld bij het boek van klinisch psycholoog Manu Keirse (1946): ”Helpen bij verlies en verdriet”. Omdat verstilde foto’s maken en ze later verwerken een van de vele manieren is om met verlies verder te leven.
In zijn boek schrijft Keirse hoe hoogstpersoonlijk ieders rouwproces is: je kunt verlies niet meten, niet vergelijken met elkaar. Rouw gaat over dood, graf en nooit meer iemand kunnen spreken of aanraken, maar rouw speelt ook een rol bij bijvoorbeeld het verlies van gezondheid, werk of dromen. „Verlies en verdriet staan om de hoek in ieders leven”, schrijft Keirse.
Dit „basisboek over rouw” verscheen voor het eerst in 1995; er werden sindsdien 150.000 exemplaren van verkocht – van al Keirses boeken samen gaat het om een half miljoen. Zijn milde toon en talloze adviezen blijven mensen raken. Wie ooit een lezing van hem bijwoonde, hoort hem haast praten bij het lezen van zijn boek, met die Vlaamse volzinnen. Keirse heeft in zijn leven al aan zo veel sterfbedden gestaan. „Zeg: Vertel eens”, is zo’n zin van hem – in plaats van aan een mens in rouw te vragen: „Hoe gaat het?” En: „Eerst en vooral moet je luisteren. En daarna moet je luisteren. En als je dit hebt gedaan, probeer dan nog eens te luisteren.”
Manu Keirse spreekt met zijn boek familie, vrienden en hulpverleners aan („Dwing mensen niet om te praten”) én rouwdragenden zelf: „Vermijd belangrijke beslissingen te nemen in een periode van rouw.” Hij onderscheidt ook specifieke doelgroepen: kinderen, vaders en moeders, vluchtelingen, mensen in de laatste levensfase, mensen die te maken hebben met suïcide.
Keirse geeft wekelijks nog wel tot tien lezingen in Nederland. Hij kan het daar hebben over rouwarbeid, zwaar werk waar een mens moe van wordt. Rouwarbeid is te verdelen in vier taken: de werkelijkheid van het verlies onder ogen zien, de pijn van het verlies ervaren, je aanpassen aan de nieuwe situatie en als laatste niet loslaten, maar anders leren vasthouden. Tegelijk zegt Keirse: „Wring mensen niet in modellen.” Hij kan noemen dat verdriet de keerzijde van liefde is, dat iemand zegt: „Ik heb geen pijn, ik ben pijn”, en dat je zult ontdekken dingen fout te hebben gedaan bij anderen. En: „Verdriet na verlies gaat je leven lang met je mee, net zoals de schaduw je overal vergezelt. Je schaduw is soms groot en soms klein, soms ligt ze vóór je, soms achter je en dan weer naast je. Soms zie je ze en op andere momenten is ze onzichtbaar. Je kunt een hoek van een straat omslaan en plots ligt de schaduw weer levensgroot voor je voeten. Ze stapt elke stap met je mee. Zo is het ook met verdriet.”
Bij zo’n alinea kun je dan zomaar denken aan Psalm 121, waarin het gaat over de Heere „als een Schaduw aan uw rechterhand.” Schaduw en Licht inéén, een bodem onder het eindeloze verdriet dat de mensheid als een schaduw op de hielen zit.
Manu Keirse (1946) is emeritus hoogleraar, doctor in de geneeskunde, klinisch psycholoog en auteur van bestsellers rond rouw.
Kees Berends (1980) studeerde af aan de Fotoacademie en werkt nu bij stichting Ontmoeting, waar hij lichtpuntjes zoekt in duistere situaties.
Op 28 november spreekt Manu Keirse in het Dominicanenklooster in Huissen.