Zijn land is verscheurd door oorlog en de helft van zijn gemeenteleden is naar het buitenland gevlucht. Toch zag de Oekraïense pastor Valentyn Grushetskyy (41) van de baptistengemeente in Reya reden om ook dit jaar het oogstfeest te vieren. „God zorgt voor ons. Hij is goed.”
De ontmoeting met ds. Grushetskyy heeft half oktober plaats in Waddinxveen. Daar wonen sinds ruim acht maanden zijn vrouw Natasja (39) en hun zes kinderen, in de leeftijd van 10 tot en met 18 jaar. Hun onderkomen is een tot woning omgebouwde garage, waar de kippen van de buren omheen scharrelen, met zicht op een weiland. Zelf zet ds. Grushetskyy zijn werk als pastor in Oekraïne voort. Tussendoor brengt hij geregeld een bezoek aan Nederland.
De oorlog in Oekraïne heeft vanaf het begin een grote impact op zijn gemeente, vertelt ds. Grushetskyy, die vier jaar theologie studeerde in Kiev en twee jaar aan de Evangelische Theologische Faculteit in het Belgische Leuven. Op de dag van de Russische inval verlaten de eerste gemeenteleden hun land. Zelf denkt de voorganger: ik blijf hier totdat we écht gevaar lopen.
Na vier dagen komt er een raket neer in een veld in een naburig dorp. „Toen besefte ik: zo’n raket kan ook in ons dorp en op ons huis terechtkomen. We besloten dat mijn vrouw en kinderen weg zouden gaan. Tegen mijn gemeenteleden zei ik: Jullie kunnen meegaan.”
Binnen een paar uur verlaten tientallen mensen Reya. Anderen uit de regio sluiten zich bij hen aan. „We vertrokken met ongeveer negentig personen, onder wie enkele zwangere vrouwen.” Ds. Grushetskyy reist mee tot de grens, waarna de groep verdergaat naar Nederland. Daar worden de Oekraïners op 4 maart opgevangen in Waddinxveen, waar familie van enkele gemeenteleden woont. Na een tijdelijk verblijf in een sporthal krijgen ze semipermanente woonruimte.
In de tijd die volgt, helpt ds. Grushetskyy nog eens een paar honderd landgenoten om de grens over te steken richting Nederland of Duitsland. Van zijn eigen gemeente is nu ongeveer de helft in Reya, de andere helft in Nederland.
De situatie in zijn dorp is momenteel niet onveilig. „Er zijn geen gevechten geweest, maar de inwoners kampen met grote problemen op het gebied van werk en inkomen. Velen hebben geen baan, of een laag salaris, terwijl alles veel duurder is geworden. Sommigen hebben geen geld voor gas om hun huizen te verwarmen”, zegt de predikant, die zelf voor zijn inkomen afhankelijk is van een eigen bedrijf voor tuininrichting. De inkomsten daarvan zijn nu nog slechts 25 à 30 procent van die voor de oorlog.
Pinksteren
Terwijl Nederlandse gemeenten in november dankdag voor gewas en arbeid houden, kennen de Oekraïense baptistengemeenten het jaarlijkse oogstfeest, eind september of begin oktober. „We sluiten daarmee aan bij het oogstfeest –Pinksteren– in het Oude Testament. Elke gemeente kiest hiervoor zelf een datum. We nodigen omliggende gemeenten uit, daarom doen we het niet op dezelfde dag.”
De gemeente in Reya hield dit jaar op zondag 27 september haar oogstfeest. Daaraan ging een „kleine discussie” vooraf over de vraag of het wel moest doorgaan in deze oorlogstijd. „We vroegen ons af: Kúnnen we het nu wel vieren? Normaal gesproken is het een groot feest met de hele gemeente, met na de dienst een gezamenlijke lunch, maar een groot deel is er nu niet. Kinderen bereiden altijd zelf een mooi programma voor, waarbij ze onder meer liederen zingen, maar bijna alle kinderen zijn weg.”
Hoewel de omstandigheden anders zijn dan voorheen, is er toch reden voor dankbaarheid, concludeert ds. Grushetskyy. „In ons dorp hebben bijna alle inwoners een tuin met groente en fruitbomen. Toen we er met een paar mensen over spraken, zei iedereen: God heeft ons dit jaar gezegend met een goede oogst.”
Weduwen en wezen
Verscheidene sprekers brachten op 27 september een Bijbelse boodschap, terwijl ds. Grushetskyy de onderdelen van de dienst aan elkaar verbond. „Ik heb aangegeven dat er diverse manieren zijn om dankbaarheid te uiten, naar elkaar en naar God. We kunnen gewoon ”dank je wel” zeggen, maar is de dankbaarheid ook te zien aan een lach op ons gezicht?”
Dankbaarheid komt ook tot uitdrukking in geefgedrag, vervolgt de pastor. „Als iemand jou iets geeft, is het in Oekraïne de gewoonte dat je iets kleins teruggeeft. Niet als een soort betaling, maar als een manier om ”dank je wel” te zeggen.” Hij wijst erop dat mensen in het Oude Testament een deel van de oogst naar de tempel brachten voor weduwen en wezen en voor de Levieten. Zo nemen baptisten in Reya tijdens het oogstfeest altijd groente en fruit uit eigen tuin mee. Wie dat niet heeft, offert geld in een mandje. „Als mensen dat erin doen, zeggen ze: „Heere, dank U, dat U mij gezegend hebt.””
Ook dit jaar werd in de kerk een tafel gevuld met manden met brood, groeten en fruit, rond een Bijbel, „het brood des levens.” Na de dienst en een maaltijd werd er van de oogst uitgedeeld aan „mensen die het nodig hebben.”
Wonder
Terugkijkend spreekt ds. Grushetskyy van een „mooie zondag”, ook al was die anders dan vorige oogstfeesten. „Het voelde minder als een feest en de dankbaarheid was gemengd met pijn. We moeten leren om God dankbaar te zijn, ook als het leven moeilijker wordt. Persoonlijk ben ik dankbaar dat ik eten heb, dat mijn bedrijf niet failliet is gegaan en voor de hulp die we krijgen uit Nederland.”
Ook als het gaat om de oorlog in zijn land, ziet ds. Grushetskyy zaken waarvoor hij dankbaar is. „Het is een wonder dat we als land niet alleen staan. Heel de wereld steunt Oekraïne, niet Rusland. Dat is een zegen van God. Ik ben Hem ook dankbaar voor de president en de regering die we op dit moment hebben. Bovendien is de eenheid in het land groter geworden.”
Hoewel het danken tijdens het oogstfeest de nadruk kreeg, bleven de zorgen niet ongenoemd, zegt ds. Grushetskyy. „Natuurlijk hebben we ook gebeden dat er een eind aan de oorlog komt en voor de mannen in het leger, onder wie enkelen van onze gemeenteleden.”
Tevredenheid
Het oogstfeest in Oekraïne is voorbij, in Nederland is het woensdag dankdag voor gewas en arbeid. Wat wil ds. Grushetskyy Nederlandse christenen aan de vooravond van dankdag meegeven? De predikant zucht. In de stilte die valt, is in de verte het luiden van een kerkklok te horen.
„Jullie beseffen misschien onvoldoende hoe welvarend jullie land is”, formuleert de predikant aarzelend een begin van een antwoord. „Ook Nederland kent moeilijkheden en crises, maar toch op een ander niveau dan Oekraïne. Soms ga je zaken die je hebt pas waarderen als je ze kwijtraakt. Dat merk ik zelf ook. Voor de oorlog vond ik veel dingen normaal waarvan ik nu besef hoe bijzonder ze zijn.”
Met zijn ogen dicht en één hand voor zijn gezicht vervolgt hij: „Ik denk dat dankzegging nauw samenhangt met tevredenheid. We zijn pas echt dankbaar als we tevreden zijn. Vaak hebben we veel, maar zijn we toch niet tevreden. Waarom? We verlangen naar iets groters dat we níét hebben. Maar als wij voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn, schrijft Paulus in zijn brief aan Timotheüs.”
Ds. Grushetskyy geeft een voorbeeld. „Sommige mensen zeggen: Ik wil een mooier huis, een grotere auto. Dat zijn dingen die je niet nodig hebt, maar die je wílt. Ik denk dat de meeste Nederlanders hebben wat echt nodig is, maar zijn ze ook tevreden? Kijk eens naar mensen die in veel moeilijker omstandigheden leven.”
Zegen
De predikant haalt 1 Thessalonicenzen 5:18 aan. „Wat staat daar in de Nederlandse vertaling? In Russische en Oekraïense Bijbels staat: Dank God voor alles. Dat is verkeerd vertaald. Er staat: Dank God ín alles, in alle omstandigheden. Dat geldt voor ons allemaal.”
Hij wijst op de situatie van de Oekraïners die als vluchteling in Nederland verblijven, ver weg van eigen huis en soms ook van hun familieleden. „We weten niet hoe het verdergaat, maar er is hier eten en onderdak. En elke zondagmiddag is er in Waddinxveen een Oekraïense dienst. Dat is een grote zegen voor veel mensen. God zorgt voor ons. Hij is goed.”