Minister Adema noemt kalverhouderij „lek” in kringlooplandbouw
De kalverhouderij is een van de „lekken” in de door het kabinet beoogde kringlooplandbouw. Dat zei minister Piet Adema (LNV) maandagavond in Drachten, waar hij sprak met boeren uit de drie noordelijke provincies.
De kalverhouderij importeert jaarlijks 700.000 kalveren uit het buitenland, stelde de minister. Het kalfsvlees dat de sector produceert wordt voor 90 procent geëxporteerd, terwijl de mest in Nederland achterblijft. „Dat is een lek waar we over na moeten denken: is dit nog van deze tijd?”
Zijn opmerking leidde tot verwarring in de zaal. De bewindsman leek te suggereren dat de sector een toestroom van mineralen naar Nederland veroorzaakt, die het mestoverschot vergroot.
Boeren wezen hem erop dat het voer dat kalverhouders hun dieren geven –voornamelijk poedermelk– juist uit Nederland afkomstig is. De kalvergier (dunne mest) vindt, al dan niet in bewerkte vorm, zijn weg naar de akkerbouw. „Ik zie het lek niet”, verwoordde een van hen.
Een ander wilde weten of de minister bedoelde dat de sector geen bestaansrecht zou hebben. Adema ontkende dat laatste: „Nee, ik zeg niet dat de kalversector weg moet uit Nederland. Maar we moeten wel naar het systeem kijken.”
Na afloop van de vergadering zei de minister desgevraagd dat hij geen bezwaar heeft tegen de systematiek van het importeren van kalveren en het exporteren van kalfsvlees op zichzelf. „Het gaat mij om de mest.”
Tijdens de bijeenkomst zei Adema dat hij kringlooplandbouw „veel breder” wil zien dan tot nu toe gebeurt. De kringloop hoeft niet beperkt te blijven tot Nederland. „Het kan zelfs op Europese schaal.”
Wietse Duursma, regiobestuurder van boerenorganisatie LTO Noord, was het daarmee eens. „Dan is het geen vraag meer of de kalversector in Nederland kan blijven of naar het buitenland moet.”
Rapport
De gemeente Barneveld liet in 2020 onderzoek doen naar de toekomst van de kalverhouderij. Het rapport, dat ook naar LNV is gestuurd, noemt de sector „bij uitstek een voorbeeld van circulaire economie” en geeft daarvoor drie redenen. De sector brengt een nevenproduct van de melkveehouderij –kalveren– tot waarde, verwerkt in de voeding restanten uit de voedselindustrie en levert mest op die waardevol is voor de landbouw en energieopwekking.
Maar „een nationaal circulair model is moeilijk te verdedigen”, aldus het rapport, omdat veel kalveren uit het buitenland worden gehaald en het meest vlees naar Zuid-Europa gaat. Daarom pleiten de opstellers voor een bredere kijk op kringlopen.