Vijf dagen lang geen levensteken gezien
Drie Indonesische bouwvakkers zijn van de stad Calang, waar zij aan het werk waren toen enorme vloedgolven het noorden van Sumatra overspoelden, naar hun dorp in de buurt van Banda Atjeh gelopen. Vijf dagen passeerden zij het ene totaal verwoeste dorp na het andere en zagen ze geen enkel teken van leven, aldus The Washington Post van zaterdag.
Het verhaal van Nurdin Muhammed, Imran Burhan en Zaenal Abidin is een van de eerste ooggetuigenverslagen van de westkust van Atjeh, het gebied dat het dichtst bij het epicentrum van de zeebeving ligt. Door de verwoestingen aan de infrastructuur is het gebied nog nauwelijks bereikbaar voor hulpverleners.
De drie bouwvakkers waren vorige week zondag op hun werk toen de vloedgolven hen overvielen. Ze wisten zich vast te klampen aan bomen en overleefden de ramp. De volgende dag verlieten ze Calang. Ze wilden via de weg langs de westkust van Atjeh te voet hun geboortedorp bereiken.
Die reis verliep moeizaam. De weg was op veel plaatsen onbegaanbaar en veel bruggen waren weggespoeld, zodat de mannen door rivieren moesten zwemmen of waden. De dorpen die zij onderweg passeerden, waren stuk voor stuk totaal verwoest en verlaten. Ze hielden zich in leven met kokosnoten, bananen en pakjes kant-en-klare pasta die langs de kust waren aangespoeld.
„Ik kan me niet herinneren hoeveel dorpen ik ben tegengekomen”, zegt Muhammed. „Alle gebouwen waren verwoest. Overal lagen lichamen. De lijkenlucht was altijd en overal te ruiken.”
De bouwvakkers denken dat veel mensen hun toevlucht hebben gezocht in vluchtelingenkampen in de bergen boven de kustweg. Ze zijn echter nergens gestopt om daarvan bevestiging te krijgen. Ze wilden alleen maar zo snel mogelijk naar huis.
Ze wisten op het moment dat zij hun verhaal deden nog niet wie van hun eigen familie de catastrofe heeft overleefd. „Ik moet gewoon naar huis. Daarom blijf ik maar lopen”, aldus Muhammed.