Adviesraad Migratie: Zet buitenlandse werknemer in voor langdurige zorg
Haal zorgpersoneel uit het buitenland en zet hen in voor de langdurige zorg in Nederland. Die oproep doet de Adviesraad Migratie donderdag aan de regering.
Het tekort aan personeel in de langdurige zorg loopt steeds verder op. Tot deze sector behoren de verpleeghuiszorg, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Bij ongewijzigd beleid zijn er over tien jaar zo’n 85.000 vacatures te vervullen. Met name verpleegkundig en verzorgend personeel vanaf mbo-niveau 3 is dringend nodig.
Een van de oplossingen om aan voldoende menskracht te komen, is de inzet van zorgmedewerkers uit het buitenland. De Adviesraad Migratie heeft deze mogelijkheid onderzocht. Het onderzoek resulteerde in het adviesrapport ”Zorgvuldig arbeidsmigratiebeleid. Hoe de langdurige zorg profijt kan hebben van vakmigranten”. Donderdag presenteerde de raad het bijna honderd pagina’s tellende document tijdens een bijeenkomst in Den Haag.
Arbeidsmigranten hoeven niet per se al een zorgdiploma op zak te hebben, verklaart prof. Monique Kremer, voorzitter van de Adviesraad Migratie en medeopsteller van het advies. „Het gaat erom dat ze in Nederland uiteindelijk kunnen functioneren op mbo-niveau 3. Ze zouden zowel in het land van herkomst als in Nederland opgeleid kunnen worden.”
Voor het inzetten van buitenlandse krachten is het nodig dat de regering partnerschappen opzet met geschikte landen. „Zo’n partnerschap moet ze zo organiseren dat het ook voor het land van herkomst positief uitpakt. Bijvoorbeeld door te investeren in zorgopleidingen in dat land.”
Hoe nieuw is het idee van zulke samenwerkingsverbanden?
Kremer: „In de jaren negentig is iets soortgelijks geprobeerd. Maar tot nu toe toont de Nederlandse overheid erg weinig initiatief op dit vlak. Ze laat dat liever over aan de markt. De vraag van werkgevers is daarbij leidend.”
Het rapport richt zich op de inzet van arbeidsmigranten in de zorg. Zouden ook andere sectoren gebruik kunnen maken van buitenlandse krachten?
„Dat denken we wel. We zijn begonnen met een advies voor de langdurige zorg, omdat daar de nood het hoogst is. Wij roepen de overheid op om ook naar andere sectoren te kijken.”
Mogen arbeidsmigranten hun gezin meenemen?
„Ja. Mensen met een verblijfsvergunning hebben sowieso het recht om hun gezinsleden mee te nemen naar Nederland, al wordt dat nog weleens vergeten.”
Is het de bedoeling dat ze hier permanent blijven wonen?
„Daar mogen ze zeker voor kiezen. Wel weten we uit eerder onderzoek dat 60 procent van de arbeidsmigranten na vijf jaar weer vrijwillig terugkeert naar hun vaderland.
Vakmigranten moeten niet worden gedwongen om na verloop van tijd weer te vertrekken. Als eerste maakt dat je land minder aantrekkelijk om in te werken. Als tweede is het juist fijn dat ze blijven, want de tekorten in de langdurige zorg zijn over vijf jaar echt niet opgelost.”
Waarom gaat het rapport over het aantrekken van arbeidsmigranten van búiten de Europese Unie?
„We richten ons op landen buiten de EU omdat wij verwachten dat de migrantenstroom binnen Europa opdroogt en steeds minder mensen naar Nederland willen komen om hier te werken. In bijvoorbeeld Polen, een land waar veel arbeidsmigranten vandaan komen, zien we dat de werkloosheid omlaaggaat. Ook is het huidige beleid van de Poolse overheid erop gericht om personeel binnen de eigen landsgrenzen te houden. Bovendien hebben veel Europese landen, waaronder Polen, te maken met een vergrijzende bevolking. Ze kunnen daarom eigen zorgpersoneel goed gebruiken.
Nederland heeft overigens niet zo’n goede reputatie op het gebied van arbeidsmigratie. Voormalig SP-politicus Emile Roemer wees in oktober 2020 in het rapport ”Geen tweederangsburger” al op het feit dat arbeidsmigranten in Nederland geregeld worden uitgebuit. We moeten ons daarom niet te rijk rekenen en denken dat mensen zomaar naar ons land willen komen om hier aan de slag te gaan.”
Aan welke landen denkt u?
„Indonesië zou een geschikt land kunnen zijn. Duitsland heeft daar al partnerschappen mee. Het is een groot land met een relatief jonge bevolking. Bovendien beschikt het over voldoende zorgpersoneel. Dat is een voorwaarde voor een land om in aanmerking te komen.”
Indonesië is een overwegend islamitisch land. Vindt u dat geen bezwaar?
„Nee, dat heeft geen rol gespeeld. Indonesië is een land waar we vroeger relaties mee hebben gehad. Het is goed om dat nieuw leven in te blazen.
Er zijn ook mensen met een moslimachtergrond in Nederland. Zij vinden het misschien wel prettig om zorg te krijgen van een geloofsgenoot.
Overigens moeten alle zorgmedewerkers een open blik hebben en kunnen omgaan met diversiteit. Ze hebben immers te maken met patiënten met allerlei achtergronden: van gereformeerd tot moslim.”
Een probleem is dat arbeidsmigranten de Nederlandse taal en cultuur vaak niet goed kennen. In een sociale sector als de zorg is dat niet handig. Heeft u daarover nagedacht?
„Zeker. Wij adviseren daarom dat mensen daarin getraind worden. Belangrijk is ook dat vakmigranten goed worden begeleid op de werkvloer, zodat ze weten bij wie ze met vragen terechtkunnen.”
In de jaren zeventig werden gastarbeiders uit Turkije en Marokko naar Nederland gehaald voor werk in de zware industrie. Veel van hun kinderen en kleinkinderen kampen met integratieproblemen, werkloosheid en criminaliteit. Bent u niet bang dat we dezelfde situatie gaan krijgen als Nederland gastarbeiders uit bijvoorbeeld Indonesië haalt?
„Nee. In ons voorstel bepleiten we dat bedrijven investeren in werknemers uit het buitenland en ervoor zorgen dat zij bijvoorbeeld de Nederlandse taal leren. Dat is in de jaren zeventig niet gebeurd, afgezien van wat vrijwilligers die gastarbeiders gratis taallessen aanboden.
Een ander verschil met de situatie van toen is dat Turken en Marokkanen naar Nederland werden gehaald een paar jaar voordat de economie instortte. Sommigen verloren daardoor al snel hun baan. Zo’n situatie lijkt ons ondenkbaar als het gaat om de langdurige zorg. De vergrijzing en de zorgvraag zullen de komende decennia niet verdwijnen, dus er zal werk genoeg blijven.”
In plaats van mensen vanuit het buitenland naar Nederland te halen, zou je ook asielzoekers kunnen opleiden. Heeft u die optie overwogen?
„Zeker. We hebben daar in mei vorig jaar het rapport ”Van asielzoeker naar zorgverlener” over uitgebracht. In het document concludeerden we dat het voor asielmigranten sowieso moeilijk is om in Nederland een baan te vinden. Dat geldt in nog sterkere mate voor een baan in de zorg. Diploma’s uit het buitenland worden heel moeizaam erkend. Ook taal- en cultuurverschillen zorgen voor een drempel. Als mensen die er anders uitzien toch een baan in de zorg vinden, krijgen ze vaak te maken met discriminatie. Dat geldt ook voor mensen die hier zijn geboren met een migratieachtergrond.
In de zorg worden weinig creatieve oplossingen bedacht. Er heerst een cultuur van: we gaan door zoals we het altijd hebben gedaan. Daardoor gebeurt er te weinig in het opnemen van deze groepen, tenzij de overheid daar wat aan doet.”
In hoeverre kan de inzet van arbeidsmigranten het personeelstekort in de zorg helpen oplossen?
„Alleen met arbeidsmigratie los je het personeelstekort niet op. Er zijn tienduizenden vacatures in de zorg, terwijl we bij ons voorstel denken aan het aantrekken van enkele duizenden mensen. Het is daarom een deeloplossing.
Het kan zijn dat er in de toekomst meer mensen worden uitgenodigd om in Nederland te komen werken. Maar dan moeten er eerst allerlei dingen op de arbeidsmarkt worden opgelost.”
Zoals?
„Waar moet ik beginnen? Er zijn heel veel problemen. Zoals huisvesting. Arbeidsmigranten hebben vaak te maken met werkgevers die ook hun onderdak regelen. Als zij worden ontslagen, moeten ze soms hun huis uit en belanden ze op straat.
Arbeidsmigranten hebben soms geen idee op welk loon ze recht hebben. Ook weten ze niet altijd bij wie ze in dienst zijn: de werkgever of het uitzendbureau. Onduidelijk is dan wie verantwoordelijk is bij ziekte. Soms krijgen ze dan niet eens uitbetaald.”
Hoe wilt u daar wat aan doen?
„Om dit soort misstanden te voorkomen, adviseren we dat arbeidsmigranten in dienst komen van werkgevers, in plaats van dat ze aan de slag gaan via een uitzendconstructie. Een goede werkgever let op het welzijn van zijn personeel. Zodat mensen bijvoorbeeld niet met kapotte knieën door hoeven te werken.
Belangrijk is dat werkgevers bereid zijn in deze mensen te investeren en hen langdurig aan zich te binden, zodat ze niet de werklozen van morgen binnenhalen.
In Duitsland kunnen mensen gratis inburgerings- en taalcursussen volgen. In Nederland zijn die heel beperkt. Werkgevers zouden daar best een steentje aan mogen bijdragen.”