Ik woon in een keurige buurt van Paramaribo aan een doodlopende zandweg, op de grens van de wijken Blauwgrond en Geyersvlijt. Blauwgrond wordt bewoond door veelal Javaanse Surinamers en herbergt straten en huizen die wat doen denken aan Indonesië. Families van verschillende generaties klitten bij elkaar, zoals in de kampongs in die andere voormalige Hollandse kolonie. Bij toeristen, die na de coronacrisis weer mondjesmaat naar Suriname beginnen te komen, is Blauwgrond vooral populair vanwege de grote concentratie ”warungs”, kleine eethuisjes waar je nog authentiek oosterse gerechten vindt.
Die toeristen heeft het in financieel en politiek opzicht kwakkelende Suriname hard nodig om de economie weer enigszins op gang te krijgen. Maar die toeristen zijn momenteel ook voorzichtiger dan ooit tevoren om veel geld te spenderen, merken ondernemers in de sector op. Naar de warung of een terrasje pakken in het uitgaanscentrum van de stad doen ze nog graag, maar vooral de binnenlandse recreatieoorden laten ze grotendeels links liggen.
Naar de oorzaak is het gissen, maar volgens de mensen in het veld is het waarschijnlijk te danken aan het feit dat alles in het buitenland ook fors duurder is geworden.
Dat laatste is inderdaad zo, maar ik denk niet dat dit de echte oorzaak is. Toeristen, ook die ‘zuinige’ Nederlanders, zijn niet te beroerd om de portemonnee te trekken als ze op reis zijn, zeker niet als ze al behoorlijk wat geld hebben moeten uittrekken, zoals voor de reis naar Suriname. Maar dan willen zij wel echt waar voor hun geld en dat schort er nog wel eens aan.
Vooral in het verre binnenland waar reizigers de jungle met alle bijzonderheden kunnen beleven, draaien veel recreatieoorden toeristen een poot uit. Zet met een paar planken een hutje neer, knal er een bed in, zorg voor wat eten en een traditioneel dansje van wat autochtone bewoners en veel ‘ondernemers’ denken dan vele honderden euro’s te mogen vragen. Ze begrijpen vaak niet dat het veel meer vergt om toeristen tevreden te houden. Allereerst zijn die verwende reizigers een bepaalde service gewend. En bovenal klantvriendelijkheid.
Vooral aan dat laatste ontbreekt het nogal eens. De goeden niet te na gesproken, want die zijn er uiteraard ook. Maar het gros heeft het begrip klantvriendelijkheid niet eens in de vocabulaire staan. En doorgaans is het zo dat als je als toerist één slechte ervaring hebt gehad, dan overheerst deze vaak alle goede belevingen.
Als ik dat aan werknemers in de toeristensector probeer uit te leggen, kijken ze mij aan alsof ik iets heel nieuws vertel. Het lijkt vaak of het ze totaal niet interesseert dat een klant ontevreden is. Ook in de horeca is het met de klantvriendelijkheid vaak bar en boos gesteld. Schouderophalend een klagende klant de rug toekeren, is de normaalste zaak van de wereld. Het is echt intriest.
Al dertig jaar hoor ik dat het toerisme in dit land zal opbloeien. Maar dan mag het serviceniveau wel eerst behoorlijk opgekrikt worden, anders blijft het land steken waar ze nu is.