Stikstofmodel RIVM in huidige vorm niet geschikt voor vergunningaanvraag
Het RIVM werkt met een onbetrouwbaar computermodel voor het berekenen van de hoeveelheid stikstof die een bedrijf uitstoot. Deze bewering klinkt geregeld uit de mond van boeren, maar klopt ze ook?
CLAIM
Het computermodel waarmee het RIVM de stikstofuitstoot- en neerslag berekent, is waardeloos.
BESCHRIJVING
Stel, een veehouder wil een stal bouwen voor honderd koeien. Dan moet hij eerst aantonen dat de stikstof die hij daarmee uitstoot, niet leidt tot een onverantwoorde belasting van de natuur. Op dat moment komt een rekeninstrument van het RIVM, de zogenaamde Aerius Calculator, om de hoek kijken.
Boeren kunnen zelf met het programma aan de slag. In de praktijk huren ze daarvoor meestal een adviesbureau in. Ook de provincie slaat aan het rekenen, en deze uitkomst geeft de doorslag.
Agrariërs moeten gedetailleerde gegevens in het programma invullen, zoals het staltype en de manier van ventilatie. Na de berekening –die enkele minuten duurt– geeft het programma aan wat de verwachte stikstofneerslag is op Natura 2000-gebieden binnen een afstand van 25 kilometer, en hoe deze zich verhoudt tot de maximaal toegestane waarde op die plekken – de zogenaamde kritische depositiewaarde (kdw).
Sommige boeren betwijfelen echter of Aerius geschikt is voor het berekenen van de stikstofneerslag. Volgens melkveehouder Nynke Koopmans deugt het model „van geen kant.” Dat zei ze eind juni op YouTube-kanaal ze eind juni op YouTube-kanaal Blckbx. „Ze vertikken het om er iets anders voor in te voeren. Het uiteindelijke doel lijkt te zijn om boeren weg te krijgen.”
Een kritiekpunt op het rekensysteem is dat deze zou zijn geijkt op een beperkt aantal meetwaardes, die bovendien dateren uit 2018, toen er veel meer koeien, varkens, kippen en schapen rondliepen dan nu. De metingen zouden daardoor een te somber beeld van de stikstofneerslag schetsen.
BELANG
Aerius wordt gebruikt voor vergunningverleningen. Als het model niet deugt, zou dat betekenen dat er vergunningen worden verstrekt of geweigerd op basis van onbetrouwbare gegevens. Dat heeft dus juridische gevolgen.
BEOORDELING
Om te beoordelen of de bewering correct is, moeten we nagaan hoe geschikt en nauwkeurig het rekenmodel van het RIVM is.
Hoe geschikt is het model waarmee het RIVM de stikstofneerslag berekent?
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof, beter bekend als de commissie-Hordijk, heeft dat onderzocht. De commissie kwam in haar eindrapport op 15 juni 2020 tot de conclusie dat Aerius in zijn huidige vorm níet geschikt is voor vergunningverlening.
Het programma berekent de uitstoot van een project en de neerslag daarvan op een Natura 2000-gebied. Maar hoe groot die extra neerslag is, is volgens de onderzoekers niet met zekerheid vast te stellen.
Het adviescollege concludeert daarmee overigens niet dat Aerius volstrekt waardeloos is. Met een paar vereenvoudigingen en een lager detailniveau kan het rekensysteem volgens de commissie wel robuust en geschikt worden gemaakt voor vergunningaanvragen. Het model kan bijvoorbeeld worden vereenvoudigd door de gemíddelde stikstofneerslag op een Natura 2000-gebied te berekenen in plaats van de neerslag op elke zeshoek van 10.000 vierkante meter.
Aerius is bovendien waardevol voor beleidsonderbouwing en kan niet vervangen worden door metingen alleen. Zo [geeft]https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/03/05/bijlage-niet-uit-de-lucht-gegrepen) de relatieve bijdrage van verschillende sectoren aan de stikstofneerslag volgens het adviescollege goed weer.
Aerius berekent de stikstofdepositie tot 25 kilometer van een nieuwe stal, weg of woonwijk. Waar is die grens op gebaseerd?
„Die is volstrekt arbitrair”, stelt prof. Maarten Krol, stikstofdeskundige aan de Wageningen Universiteit en destijds lid van de commissie-Hordijk. „Een groot deel van de stikstof komt verder. Slechts 10 procent van de stikstofdioxide slaat neer binnen 25 kilometer. Voor ammoniak is dat 30 procent.” Stikstofoxide wordt voor het grootste deel door het verkeer geproduceerd, ammoniak hoofdzakelijk door de landbouw.
Het kabinet kiest toch voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer om technisch-modelmatige redenen. Zo is de stikstofbijdrage van individuele projecten gevalideerd tot een afstand van 20 kilometer, schrijft voormalig landbouwminister Carola Schouten begin juli 2021 in een Kamerbrief. Ook komt het de uitlegbaarheid van het systeem volgens haar ten goede als mensen die een project willen beginnen, geen maatregelen hoeven te treffen voor een kleine stikstofbijdrage op grote afstand.
Hoe nauwkeurig is het Aerius-model?
Het model werkt met hexagonen, zeshoeken met een oppervlakte van 10.000 vierkante meter. Dat suggereert echter een nauwkeurigheid die het rekeninstrument niet waar kan maken. „De onzekerheid in de berekeningen op dat soort detailniveau is groot”, zegt Krol. In het model zitten diverse aannames –zoals de windsnelheid, de ruwheid van het oppervlak en het landgebruik– die de uitkomsten beïnvloeden.
In het model moet de gebruiker zeer gedetailleerde gegevens invoeren. Waar is dat voor nodig?
Al deze gegevens hebben invloed op de stikstofneerslag. Maar het model is eigenlijk te complex, vindt Krol. „Daardoor valt het nauwelijks te controleren.” De modellen die in het buitenland worden gebruikt, zoals in Denemarken, zijn volgens de hoogleraar meestal veel eenvoudiger.
Volgens Krol kan het voorkomen dat de berekende stikstofuitstoot van een stal binnen de normen valt als deze 100 meter verderop wordt gebouwd. „Je zou dan het verschil willen verklaren. Er zijn maar weinig mensen die dat kunnen.”
Het Aerius-systeem wordt gebruikt voor vergunningaanvragen, terwijl het daar op dit moment niet geschikt voor is. Hoe zit dat?
„Het model levert een wettelijk toetsbare uitkomst op”, zegt Krol. „Dat heeft de rechter nodig. Die kan dan zeggen: U krijgt een vergunning als de jaarlijkse neerslag onder de 0,005 mol per hectare blijft. Maar als wetenschappers kunnen wij die nauwkeurigheid niet garanderen.”
Aerius berekent de stikstofbijdrage van een project als deze boven de beoordelingsgrens van 0,005 mol oftewel 0,07 gram per hectare per jaar ligt. Uitkomsten die lager liggen, tellen niet mee. Deze grens is echter niet wetenschappelijk te onderbouwen, concludeerden onderzoekers van TNO eind april in een rapport. Bij zo’n minimale bijdrage zijn factoren als de weersomstandigheden en het landgebruik van grotere invloed op de stikstofneerslag op een gebied dan het bouwproject zelf.
Pas bij een ondergrens die een factor 200 tot 2000 keer hoger ligt, krijgt de stikstofbijdrage van een project betekenis, schrijven de onderzoekers. Het gaat dan om een waarde van 1 tot 10 mol per hectare per jaar, omgerekend 14 tot 140 gram – een hoeveelheid die past in een koffiekopje.
Toch wil minister Van der Wal (Natuur en Stikstof) vasthouden aan de grens van 0,005 mol, schreef ze dinsdag in een Kamerbrief. „De eventuele keuze voor een hogere ondergrens betekent niet dat de depositie hiermee verdwijnt; de stikstofemissie van projecten daalt op dezelfde manier neer op de natuur. Wel zou het betekenen dat veel minder projecten een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig hebben, waardoor de totale depositie kan toenemen ten opzichte van de situatie met de huidige rekenkundige ondergrens.”
Is het een optie het Aerius-systeem níet te gebruiken voor vergunningen?
Nee, vindt Krol. „Moet je dan alles maar loslaten? Dat lijkt me niet verstandig. We zitten met een groot stikstofprobleem. Wel lijkt het me logischer om de stikstofneerslag grootschaliger te bekijken en deze landelijk aan te pakken.”
Volgens de Wageningse mariene-ecoloog prof. Han Lindeboom klopt het RIVM-model niet, omdat er geen ammoniak uit zee komt. Op het model moet daarom een correctie van 2,2 procent worden toegepast. Heeft hij gelijk?
„Dat is klein bier vergeleken met het grote stikstofprobleem dat er is”, zegt Krol. „Een getal van 2,2 procent valt bovendien binnen de foutenmarge. Ik kan met evenveel argumenten laten zien dat de modelresultaten met 10 procent naar boven moeten worden bijgesteld.”
BBB-leider Caroline van der Plas legt er de vinger bij dat de modellen zijn gebaseerd op gegevens uit 2018. Zijn die meetwaardes zomaar te vertalen naar de situatie van nu? Sindsdien zijn er honderdduizenden koeien, varkens, kippen en schapen minder in Nederland.
„Als de veestapel afneemt, kun je aannemen dat de uitstoot ook vermindert”, beaamt Krol. „Maar dergelijke kritiek leidt af van het werkelijke probleem. Het gaat om de vraag of de intensieve veehouderij een houdbare optie is. We weten de oorzaak van het overschot aan stikstof: de import van kunstmest en krachtvoer uit het buitenland. Ik hoor weinig mensen zeggen dat we daar wat aan moeten doen.”
Stikstof moet je niet berekenen maar meten, zeggen boeren soms. Is dat een terecht punt?
Deels. Het RIVM berekent de stikstofneerslag in Nederland op basis van de geschatte uitstoot van verschillende bronnen, waaronder het verkeer, de landbouw en de industrie. Deze berekeningen berusten voor een belangrijk deel op aannames, zoals de verwachte emissie van een boerderij, de windrichting en de afstand die stikstofverbindingen afleggen. De stikstofneerslag kan daarom in de praktijk aanzienlijk afwijken van de berekende waarde.
Het RIVM controleert en kalibreert de berekende stikstofwaardes echter wel aan de hand van metingen. Daarvoor maakt het instituut gebruik van twee meetnetten: het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden en het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit. Bij het eerstgenoemde meetnet wordt de maandelijkse ammoniakconcentratie in de lucht bepaald. Dat gebeurt momenteel in 87 natuurgebieden en op 18 andere locaties. Voor het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit gebruikt het RIVM zestig vaste meetstations.
Het gaat er toch om hoeveel stikstof er in de grond zit?
Klopt, maar dat is heel moeilijk te meten. Nadeel van bodemmetingen is bovendien dat een toe- of afname niet altijd goed te zien is, omdat een deel van de stikstof wegspoelt.
Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam doen momenteel in opdracht van het Mesdag Zuivelfonds onderzoek naar de neerslag van stikstof rond twee melkveehouderijen, die in de buurt liggen van een bos of heide. Met veldproeven proberen ze erachter te komen hoever van de bron stikstof neerslaat. Onderzoeker Henrik Barmentlo verwacht in de tweede helft van dit jaar de eerste resultaten te kunnen presenteren.
CONCLUSIE
De stelling dat het stikstofmodel van het RIVM waardeloos is, is ONJUIST. Het model kan de stikstofuitstoot en -neerslag op landelijke schaal vrij betrouwbaar bepalen, wat nodig is voor beleidsonderbouwing.
Voor het verlenen van vergunningen is het model in zijn huidige vorm echter minder geschikt, tenzij het flink wordt vereenvoudigd en het detailniveau wordt teruggebracht.
In factcheckartikelen onderzoekt de redactie in hoeverre beweringen op feiten berusten
serie Stikstofclaims
Dit is het laatste deel in een drieluik over beweringen rond het stikstofbeleid van het kabinet.