Bosbranden Spanje: Het verdriet van de Sierra de la Culebra
Twee van de grootste bosbranden in een halve eeuw troffen deze zomer de Spaanse provincie Zamora. Hadden de autoriteiten meer kunnen doen om dit te voorkomen?
Het dorp Villardeciervos zelf ziet er uit als altijd. Alle huizen bleven gespaard. Maar zodra we het monumentale dorpje in de Spaanse provincie Zamora uitrijden, komen we in een andere wereld. Een troosteloos landschap van verkoolde eikenbossen trekt aan ons voorbij. „Het vuur kwam angstig dichtbij”, zegt burgemeester Lorenzo Jiménez terwijl we rijden door wat een prachtig natuurgebied moet zijn geweest– het belangrijkste wolvenreservaat van Spanje en West-Europa. „Iedereen was bang. Ik ook; mijn huis staat aan de rand van het dorp. Het gonsde van de geruchten over verbrande huizen.”
Drie dagen zijn de 430 inwoners van Villardeciervos geëvacueerd geweest. Daarna konden ze naar huis. Ze hadden geluk: hun woningen stonden er nog. Ondanks de enorme omvang van de bosbrand die tussen 15 en 19 juni in het noorden van het natuurreservaat Sierra de la Culebra woedde, waren er geen menselijke slachtoffers te betreuren. Maar de schade aan de natuur is ontzettend: 25.000 hectare bosgrond ging verloren, een van de grootste bosbranden uit de Spaanse geschiedenis. „Veel mensen leefden hier van de verkoop van eetbare leefbare paddenstoelen”, zegt Jiménez. „Het duurt zeker 30 jaar voordat die terugkeren.”
En dan hebben we het alleen nog maar over „de eerste”, zoals de mensen in de dorpen van de Sierra de la Culebra kortweg zeggen. Een maand later, op 17 juli, brak de tweede bosbrand uit. Die zou nog vernietigender worden. In de bossen bij Losacio, 30 kilometer zuidwestelijk van Villardeciervos, sloeg tijdens een tormenta seca (droge onweersbui) de bliksem in. Dit soort onweersbuien, die vooral ‘s zomers in zuidelijke bergstreken voorkomen, zijn de voornaamste oorzaak van natuurlijke branden.
Het vuur greep woest om zich heen. Aangejaagd door windstoten tot 70 kilometer per uur, werden de bossen verzwolgen met een snelheid van 2000 hectare per uur. Zesduizend mensen uit een dertigtal dorpen werden geëvacueerd.
Minitornado’s
Ditmaal vielen er wél menselijke slachtoffers. Een 62-jarige brandweerman raakte ingesloten door het vuur, speelbal van de grillig draaiende wind. En een veehouder kwam om het leven in een wanhopige poging om zijn dieren te redden. Opnieuw ging meer dan 20.000 hectare bosgrond, hoofdzakelijk dennen, in vlammen op. Dat is de voorlopige balans. Afgelopen zondag laaide het vuur opnieuw op. Nog eens 2000 hectare viel ten prooi aan de vlammen.
Bij elkaar hebben de twee bosbranden weinig overgelaten van de Sierra de la Culebra. „Alles wat bij de eerste brand gespaard was gebleven, werd door de tweede alsnog in de as gelegd”, zegt brandweerman José Ignacio Garcia (49). „Ze sloten op elkaar aan. Het vuur van de tweede brand kwam tot waar de eerste was opgehouden. Als geen groter gebied verloren is gegaan, komt dat doordat er niets meer te verbranden viel.”
We rijden over de slingerende bergweg tussen Tabara en Riofrio de Aliste, in het hart van de Sierra de la Culebra. Kilometers en kilometers verkoolde dennenbossen vergezellen ons aan weerszijden van het zwartgeblakerde asfalt. Kunststof reflectorpaaltjes langs de weg zijn aan de basis gesmolten, ze hangen als verwelkte bloemen plat in de berm. „Het is een verschrikking”, zegt Garcia. Behalve full-time brandweerman is hij voorzitter van het platform van professionele brandweerlieden in de regio Castilla y Leon. „Je ziet nu een woestijn van verbrande bomen, maar dit was een gebied met een enorme rijkdom aan groot wild, met veel herten en reeën. Hier rechts van ons had je prachtige rode dennen. Dat was het kroonjuweel van heel Castilla y Leon: de plek met de grootste wolvenpopulatie.”
Tijdens de rit zijn we getuige van een zeldzaam fenomeen. Kleine kolommen wervelwinden rijzen op uit het zwartgeblakerde landschap. Zulke minitornado’s zijn er op andere hete dagen ook wel, maar dan zie je ze niet. Asdeeltjes die van de bodem opvliegen maken ze zichtbaar, legt de brandweer uit.
We slaan een bospad in naar de observatiepost op de bergtop van Alto de Carmona. Dat is volgens Garcia de beste locatie in de omtrek om te zien hoever de vlammen reikten. Als we er tenminste kunnen komen. Door omgevallen bomen als gevolg van wind en vuur kan het bospad versperd zijn, waarschuwt Garcia. Het blijkt mee te vallen. Zonder problemen bereiken we de uitkijkpost. Even later verschijnt ook de boswachter. „Ik snap eigenlijk niet wat ik hier nog doe”, zegt hij gelaten als hij de deur van de observatiepost opendraait. „Alles is hier toch al verbrand.”
Ontluisterend panorama
Garcia heeft niets te veel beloofd. Het uitzicht is indrukwekkend. Driehonderdzestig graden om ons heen en zover het oogt reikt is het landschap zwart en grijs. Alleen in noordoostelijke richting rest nog een klein stukje groen. Tussen de zee van kale zwarte boomstammen zijn op regelmatige afstanden brandgangen te zien. Ze hebben het vuur niet kunnen tegenhouden. Garcia wijst op een van de brandgangen. „Vlak daarnaast sloeg vorige maand de bliksem in”, zegt hij. „Daar ontstond de eerste.”
In de twintig jaar dat Garcia brandweerman is, heeft hij heel wat bosbranden meegemaakt. Maar nog nooit zulke grote en intense als deze twee. Het ontluisterende panorama raakt hem, ook al is hij een geharde en door de wol geverfde brandweerman. „Het doet pijn dit te zien”, zegt hij voor zich uit turend. „De moed zinkt me in de schoenen. Alles is verloren gegaan. Alles! Het hart van Zamora is voor decennia vernietigd. Dit is heel triest.”
Garcia en zijn club van professionele brandweerlieden zetten vraagtekens bij de manier waarop de politieke leiders van de regio Castilla y Leon de bosbranden hebben aangepakt. Ze staan daarin niet alleen. Deze week diende de vakbond CCOO een aanklacht in tegen de regiominister van Milieu, Juan Carlos Suarez-Quiñones, wegens nalatigheid. Bovendien kwam van diverse zijden kritiek op de precaire arbeidsomstandigheden van bosbrandbrigades in Spanjes grootste regio. Ze worden slecht betaald, nauwelijks getraind, draaien ploegendiensten tot 20 uur en werken alleen in de zomer.
Waarin schoot de regioregering van Castilla y Leon volgens Garcia tekort? „Bij de eerste brand in juni was de brandweer van de regio niet op volle sterkte”, zegt hij. „Het gros van het tijdelijke brandweerpersoneel treedt pas van juli tot oktober in dienst. Dat vind ik onbegrijpelijk. Het was immers bekend dat een hittegolf op komst was.” Ook de brandweerlieden die al wél beschikbaar waren, werden pas laat opgeroepen. Pas op zaterdag, drie dagen na de uitbraak van de brand, zette de regioregering de korpsen van de overige acht provinciehoofdsteden van Castilla y León in.
Toch verzekerde regiopremier Alfonso Fernández Mañueco dat er „voldoende middelen” beschikbaar waren om de megabosbranden in de Sierra de la Culebra te lijf te gaan. Beide branden waren veroorzaakt door een blikseminslag. Het was daarom volgens Mañueco „de schuld van de natuur.” Zijn minister van Milieu Suarez-Quiñones vond het „absurd en verspillend” om het hele jaar door een bosbrandbrigade op de been te houden. Bosbouwkundigen denken daar anders over. Zij menen dat je bosbranden ook –en misschien wel vooral– moet bestrijden in de winter, door de bossen schoon te houden van overtollig struikgewas.
Ondanks haar weigering om ook maar enige verantwoordelijkheid voor het verloop van de bosbranden te nemen, haalde de regioregering vorige week bakzeil. Een deel van de tijdelijke brigadisten kan voortaan het hele jaar aan de slag.
Intensiteit
Wetenschappers hebben vastgesteld dat de aard van de bosbranden in Spanje is veranderd. De vlammen zijn sneller en intenser geworden, zegt onderzoeker Marc Castellnou van de brandweer in Catalonië. Hij ontdekte dat grote bosbranden zich nu bijna driemaal zo snel verplaatsen als vroeger, van gemiddeld 0,8 tot 2,3 kilometer per uur. Tegelijk is de gemiddelde intensiteit van het vuur met zes vermenigvuldigd.
Deels komt dat door extreme droogte en hittegolven als gevolg van de opwarming van de aarde. Maar het andere deel van de verklaring is verrassend: de verhoogde bluscapaciteit. „De paradox van het blussen”, noemde ingenieur Ferran Dalmau-Rovira dat onlangs in de krant El País. „Naarmate we efficiënter blussen, bevorderen we het ontstaan van grote bosbranden omdat zich meer brandstof in de bossen kan ophopen in de vorm van biomassa”, aldus de bosbouwkundige. „In veertig jaar is de hoeveelheid opeengehoopte biomassa in de Spaanse bossen verdubbeld. Dat komt doordat veel herbivoren en mensen uit deze ecosystemen verdwenen zijn; zij consumeerden een deel van deze biomassa.”
Zo vormen leegloop van het platteland en klimaatopwarming een explosieve mix.