- De invloed van het Westen op het uiteenvallen van Joegoslavië was gering. Partijen in de regio stuurden zelf aan op de oorlog in Bosnië, die in april 1992 uitbrak. Het Westen werd de gijzelaar van de eigen aanpak (onderhandelingen en humanitaire hulp maar geen gewapend ingrijpen) en kwam terecht in een ’doormodderscenario’.
- Nederland riep om een daadkrachtiger optreden in Bosnië en in 1993 waren premier Lubbers en de opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken (Van den Broek en Kooijmans) de grootste voorstanders van het aanbieden van de luchtmobiele brigade voor inzet in Bosnië. „Een mengeling van humanitaire bewogenheid en politieke ambities” brachten het kabinet ertoe om zonder voorwaarden een bataljon beschikbaar te stellen en laadden daarmee een grote verantwoordelijkheid op zich voor een „ondoordachte en nagenoeg onuitvoerbare vredesmissie.” De Tweede Kamer was hiervoor medeverantwoordelijk.
- De voorbereiding op de missie was slecht. Er werden nauwelijks inlichtingen ingewonnen bij de Canadese voorgangers in Srebrenica of bij de Amerikanen. Het mandaat van de missie was niet helder. Er was geen goede definitie van het begrip ’safe area’. Er was een ongefundeerd vertrouwen in de bereidheid bij NAVO en VN om Dutchbat met gevechtsvliegtuigen te verdedigen tegen agressie.
- Dutchbat was kansloos geweest als het zich tegen het Bosnisch-Servische leger had willen verdedigen. Unprofor had luchtaanvallen vantevoren al uitgesloten en was zeer terughoudend over lichtere luchtsteun. Er zijn geen bewijzen voor een deal tussen de Franse VN-commandant Janvier en de Bosnisch-Servische generaal Mladic.
- De Bosnische-Serviërs besloten waarschijnlijk pas tijdens de val van de enclave om op grote schaal vluchtende moslimstrijders te vermoorden. Dit speelde zich buiten het gezichtsveld van Dutchbat af. Suggesties dat de moslims ’onder de ogen van Dutchbat’ werden vermoord, zijn onjuist.
- Wel zijn rond de Nederlandse basis tussen de honderd en vierhonderd mensen vermoord. Dutchbatters maakten melding van moorden aan hun bataljonsleiding, maar daar gebeurde niets mee. De communicatie faalde, mede door de grote stress en de zorg over het eigen overleven.
- Dutchbat werkte mee aan de evacuatie van tienduizenden burgervluchtelingen. Dit betekende feitelijk assistentie bij etnische zuivering. De bataljonsleiding besefte dat het lot van de mannen onzeker was, maar gewapend verzet tegen de Bosnisch-Servische militairen zou vermoedelijk zijn uitgelopen op een bloedbad onder de vluchtelingen.
- De landmachttop heeft tegen de wil van minister Voorhoeve (Defensie) een welbewuste poging gedaan om de informatiestroom beperkt te houden en waar mogelijk onwelgevallige onderwerpen uit de weg te gaan. De top van de landmacht gaf geen prioriteit aan een goed debriefingsonderzoek. Dat schoot daarom ook tekort. Voorhoeve wilde de landmacht niet afvallen, maar er was dus wel degelijk sprake van een doofpot.