Een kop koffie en een goed gesprek. Daarvoor nodigen vluchtelingen Nederlanders uit in het tijdelijke Café Refuge in Utrecht. Ook bieden ze bezoekers een blik in hun kamer in een asielzoekerscentrum.
Een kleine ruimte met een stapelbed en een eenpersoonsbed, een kledingkast, een tafel en twee stoelen. „In zo’n kamer heb ik gewoond in het azc in Leersum”, vertelt Parwana Rezai (22). De Afghaanse vluchteling verwelkomt deze vrijdag bezoekers in de nagebouwde azc-kamer bij het pop-upcafé dat VluchtelingenWerk Nederland opzette in het Utrechtse Griftpark.
Als 9-jarig kind vluchtte Parwana met haar vader en een tante „abrupt”’ uit Afghanistan naar Nederland, waarna ze enkele jaren in een azc verbleef. „Ik sliep onder in het stapelbed, mijn tante boven”, herinnert ze zich. Aan de wand naast ‘haar’ bed hangen paardenposters, precies zoals indertijd in het azc. De jonge asielzoekster kreeg de platen uit het paardenblad Penny van een Nederlandse klasgenote.
„Ik was dol op paarden”, vervolgt de Afghaanse. „Tijdens onze vlucht naar Europa reden we midden in de nacht op een paard door de bergen. Er reed een begeleider achter me die me een paar woorden leerde –ik denk dat het Koerdisch was– die ik moest zeggen als het paard harder moest lopen.”
Op Parwana’s bed ligt de knuffel die haar als kind „houvast” bood als ze het moeilijk had. „Ik had vaak nachtmerries. M’n konijn was ik onderweg naar Nederland verloren. Hier kreeg ik een pandabeer.”
Granaatappels
Op tafel staan flesjes rozenwater en bakjes met Perzische kruiden die haar tante gebruikte voor het eten. Ook liggen er enkele grote granaatappels. „Ik kom uit de regio Kandahar. Daar heb je lekkere, grote, zoete granaatappels. Als ik die eet, proef ik een stukje Afghanistan.”
Ongeveer twee jaar na hun aankomst in Nederland kregen de drie Afghaanse asielzoekers een verblijfsvergunning. „Daarna kwamen mijn moeder, broertje en zusje ook naar Nederland. Het Rode Kruis heeft hen opgezocht. Het was vreemd om mijn moeder na twee jaar weer te zien. Ik was het niet meer gewend om ”mama” te zeggen.”
Het gezin kreeg woonruimte in het Noord-Hollandse Broek op Langedijk. Inmiddels volgt Parwana een rechtenstudie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze vertelt dat ze religieus gezien is opgegroeid in een moslimfamilie „met een open mind.” Tot haar eigen verbazing raakt ze voor het eerst tijdens het gesprek geëmotioneerd als dit onderwerp ter sprake komt. „Het geloof betekent veel voor mij. Het heeft te maken met naastenliefde, elkaar helpen, er zijn voor de ander.”
Parwana wil Nederlanders graag stimuleren om het contact met vluchtelingen aan te gaan. Daarom werkt ze mee aan Café Refuge, waar belangstellenden tot en met maandag –Wereldvluchtelingendag– welkom zijn voor „een kop koffie en een goed gesprek”, zoals VluchtelingenWerk het omschrijft.
Ze merkt dat Nederlanders het soms „eng” vinden om het contact met een vluchteling aan te gaan. „Ik zou zeggen: zoek ons op, doe een bakkie met ons. Als je met elkaar praat, leer je elkaar kennen. Wij zijn net zulke mensen als jullie, alleen zijn we gevlucht om veiligheid te vinden.”
Podcast
Bezoekers van Café Refuge kunnen het verhaal van Parwana in een podcast beluisteren, evenals dat van de Syrische Mohab en de Oekraïense Julia, van wie eveneens de kamer is nagemaakt waarin ze kort na aankomst in Nederland verbleven. Intussen staan de drie, evenals zo’n vijftien andere vluchtelingen uit diverse landen, open voor een persoonlijk gesprek met bezoekers.
Vrijdagochtend schuiven de eerste gasten aan voor een gesprek met een vluchteling. Buurtbewoner Douwe –met zoontje en hond– vertelt dat hij toevallig langsliep. „Ik heb Palestijnse buren. Daar heb ik niet zo veel contact mee”, vertelt hij. In Café Refuge had hij een „aardig gesprek” met een Afghaanse vluchteling. „Hij praatte vooral met mijn zoontje van vier en vertelde dat hij zelf ook een kind van die leeftijd heeft.”
Woordvoerder Marjon Rozema van VluchtelingenWerk vertelt dat de organisatie zes jaar geleden begon met ”Bakkie doen?” Eerder had het evenement op of rond Wereldvluchtelingendag plaats op stations, in winkelstraten en bibliotheken. In coronatijd werd het onder meer virtueel georganiseerd.
„Het is een laagdrempelige manier om Nederlanders in contact te brengen met vluchtelingen”, zegt Rozema. „Zoals hier in dit park, waar mensen –jong en oud– langslopen die hen normaal misschien niet zo snel zouden ontmoeten.” Achterliggend doel van ”Bakkie doen?” is „het draagvlak voor de opvang vergroten en de integratie van vluchtelingen bevorderen.”
Over het maatschappelijke klimaat rond de opvang van asielzoekers is Rozema positief gestemd. „Veel mensen willen hen graag verwelkomen. De huidige problemen rond de opvang liggen vooral op het politieke vlak. VluchtelingenWerk probeert de overheid al langere tijd te overtuigen van het belang van kleinschaligere opvanglocaties en daagt haar uit om op een humanere manier met vluchtelingen om te gaan. Het is tijd dat het Rijk en de gemeenten hier echt werk van gaan maken.”
Gevangenis
Mohab Alkatmeh (25) vertelt dat hij de eerste tijd na aankomst in Nederland doorbracht in een voormalige gevangenis in Amsterdam. Hij neemt plaats op het bed in zijn toenmalige kamer die is nagemaakt in de ”Experience Bestemming Onbekend” van Café Refuge. Op een rustig moment neemt de Syrische vluchteling, die eind 2015 naar Nederland kwam, uitgebreid de tijd om zijn verhaal te vertellen.
Voor hij zijn land op 17-jarige leeftijd ontvlucht, neemt hij deel aan demonstraties van studenten voor vrijheid. Op een dag wordt hij op weg naar school ontvoerd en belandt hij drie weken in een gevangenis, dicht bij een begraafplaats. „Gevangenissen in Syrië zitten altijd onder de grond. Het was een vieze plek, heel donker. Ik hoorde vrouwen en kinderen om hulp roepen.”
Na enkele weken waarin hij geregeld wordt gemarteld, krijgt hij opnieuw harde slagen. „Ik had een wond aan mijn voorhoofd, verloor bloed en werd duizelig. Vervolgens werd ik in een auto gestopt en bij de begraafplaats uit het rijdende voertuig gegooid.” Met veel moeite slaagt hij erin zijn huis te bereiken. „Het was vijf kilometer, ik heb er drie uur over gedaan. Mijn ouders konden niet geloven dat ik het was. Het was de eerste keer dat ik hen zo zag huilen, toen ze me zagen.”
Kort daarna vlucht Mohab naar Europa. Hij wil naar Duitsland gaan, omdat hij heeft gehoord dat hij daar kan studeren. Als hij in Oostenrijk een trein mist, brengt een volgende hem naar Nederland. „Ik wist niet dat dit land bestond.”
Zijn nagemaakte kamer uit de voormalige opvanglocatie aan de Havenstraat in Amsterdam brengt hem in gedachten even terug in zijn eerste tijd in Nederland. Het lijkt inmiddels lang geleden. Mohab heeft intussen een studie afgerond en werkt enkele jaren bij ABN AMRO. Ook is hij vrijwilliger bij VluchtelingenWerk. Hij kijkt uit naar mooie ontmoetingen in Café Refuge. „Ik merk dat het soms lastig is om contact met Nederlanders te krijgen. Maar ik wil graag mijn verhaal vertellen en laten zien dat ik geïntegreerd ben. Ik ben een sociaal mens.”