Homoacceptatie in Nederland groeit, ‘gender’ blijft omstreden
Nederlanders, ook christelijke, zijn de afgelopen vijftien jaar aanzienlijk positiever over homoseksualiteit en genderdiversiteit gaan denken. Dat blijkt uit een dinsdag verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) rond opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa.
Zo denkt nog maar één procent van de rooms-katholieke gelovigen negatief over homo- en biseksualiteit. Binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) denkt 13 procent negatief over homoseksuelen. In 2006 –de eerste keer dat het SCP een dergelijk onderzoek deed– was dit nog 28 procent.
Vijf op de tien protestanten heeft inmiddels positieve opvattingen over homo- en biseksualiteit, tegenover zeven op de tien katholieken (onder de hele bevolking is dit 76 procent). De overige groep is ‘neutraal’. Nauwkeuriger dan de PKN en de rooms-katholieken heeft het SCP overigens niet gekeken.
Deze verandering onder christenen strookt met de algemene trend in Nederland: de ‘homoacceptatie’ groeit. Zo zegt 93 procent van de ondervraagden dat homoseksuele mannen en lesbische vrouwen moeten kunnen leven zoals zij willen. „Dit cijfer kan eigenlijk niet verder omhoog”, zegt Mariecke van den Berg, bijzonder hoogleraar feminisme en christendom aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. „Je zult altijd een kleine groep houden die hier anders over denkt.”
Dat bijna geen een katholiek negatief denkt over homoseksualiteit, verbaast haar niet. „Dit is in lijn met eerdere SCP-onderzoeken. Katholieken verschillen nauwelijks van seculieren. Het zijn vooral de bisschoppen die negatief over gays en lesbiennes denken. Bij protestanten zijn de opvattingen van dominees vaker in lijn met die van ‘gewone’ gelovigen.”
Onderbuik
Tegelijk komt de acceptatie van homo’s onder druk te staan bij concrete zaken. Een op de vier Nederlanders vindt twee zoenende mannen op straat „aanstootgevend” (tegenover 9 procent bij heterostellen). Begin deze maand werden in Vlissingen bijvoorbeeld nog posters met zoenende mannen beklad. Ruim 20 procent vindt seks tussen twee mannen een „walgelijk” idee.
Van den Berg: „Die beelden spelen meer in op het gevoel, de onderbuik. En de onderbuik heeft vaak meer tijd nodig dan de ratio. Toch is het aantal mensen dat het zien van zoenende mannen aanstootgevend vindt gehalveerd sinds 2006. Dat is echt snel. Door meer blootstelling aan dergelijke beelden, volgt gewenning.” Europees gezien denken alleen IJslanders positiever over homoseksuelen. Van den Berg: „Nederland staat steevast bovenaan in dergelijke onderzoeken.”
Op het gebied van homoseksualiteit is de „cultuurstrijd” wel gestreden, denkt Van den Berg. Maar de genderdiscussie leeft nog volop, laat ook het SCP-rapport zien. Bij de stelling „Ik geloof dat iedereen van nature óf man óf vrouw is” lopen de meningen sterk uiteen: de groepen ”eens”, ”oneens” en ”niet eens/niet oneens” zijn nagenoeg even groot.
Eén op de drie Nederlanders heeft geen uitgesproken mening over genderdiversiteit. „Mede daarom wordt er door zowel voor- als tegenstanders ook zoveel gelobbyd: er is nog terrein te winnen”, zegt Van den Berg. „Voor veel mensen is gender nieuwer dan homoseksualiteit. Soms ook bedreigender.”