De oorlog in Oekraïne gaf woensdag een wrange bijsmaak aan Dodenherdenking 2022. „We realiseren ons dat we twee minuten stil kúnnen zijn.”
Afgeladen vol zit de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Alle 1400 zitplaatsen zijn bezet. Wát een contrast met de afgelopen twee jaar, toen slechts een handjevol aanwezigen bij de ceremonie mocht zijn.
De massa staat zwijgend op als een stoet met voorop koning Willem-Alexander en koningin Máxima de kerk binnentreedt. Als iedereen zijn plekje gevonden heeft, speelt philharmonie zuidnederland een paar tonen. Dan bijt gouverneur van Curaçao Lucille George-Wout de spits af met een toespraak over de gevallenen in het Caribisch gebied.
Bergen-Belsen
De oorlog in Oost-Europa keert geregeld terug in de toespraken die volgen. „Door de situatie in Oekraïne ervaren veteranen spanning, angst en herbeleving”, zegt ceremoniemeester Jos Coumans. „Straks zijn we stil. Twee minuten waarin we ons realiseren dat we twee minuten stil kúnnen zijn.”
Historicus Hans Goedkoop memoreert jurist Abel Herzberg, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in concentratiekamp Bergen-Belsen belandde, en dat overleefde. De jurist zag hoe gevangenen zich misdroegen: ze vochten bij de wasbak en stalen eten van elkaar. „Dat sluipende verval bracht Herzberg op het idee het kamp aan de beschaving te herinneren. Hij opende een rechtbank”, vertelt Goedkoop. De rechtbank bestond uit een aanklager en een verdediger rond een verdachte die bijvoorbeeld brood had gestolen.
De oorlog kwam ten einde, de Duitsers werden verslagen. „De beschaving won”, zegt de historicus. „Aanvankelijk werd gedacht dat de overwinnaars van de oorlog beschaafd waren. Heel anders dan de Duitsers die natuurlijk monsters waren. Maar dat onderscheid vervaagde. De overwinnaars bleven oorlog voeren, terwijl de Duitsers zich ontpopten tot modelburgers van Europa.”
Moreel kompas
Even later verwijst Goedkoop meer expliciet naar Rusland. „Een grootmacht valt een buurland aan. Het geweld bedreigt burgers, er dreigt een ontrechting van miljoenen. Generaties lang hoopten we daarvan weg te drijven naar een nieuwe toekomst. Dit nooit meer. Maar we vallen door de tijd heen, het lijkt wel weer 1939. Nu komt het op ons aan, en ons moreel kompas van goed en kwaad. Alsof we nooit anders gedaan hebben, nemen we vluchtelingen op en sturen we wapens. Hier moet het recht winnen.”
Krijgspredikant ds. Gert van der Ende bidt na een korte toespraak het Onze Vader, een gebed dat „door talloze generaties is gebeden en wordt gebeden, ook op de slagvelden van vandaag.” In de bede „Uw Koninkrijk kome” wordt volgens de predikant gebeden om een nieuwe wereld, waarin geen oorlog meer zal zijn. „De zachte kracht van de liefde is sterker dan wapens. Laten we bidden in de hoop dat het mensen in beweging zet om te zoeken naar vrede, verbinding en heelheid.” De aanwezigen lijken het bidden verleerd te zijn; vrijwel niemand sluit de ogen en vouwt de handen. Ook het Wilhelmus dat volgt, lijkt lang niet iedereen meer te kennen. Veel monden blijven gesloten, anderen krijgen de lippen net van elkaar als het zesde couplet klinkt.
Meeuwen
Na de ceremonie begeven het koninklijk echtpaar, de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer en de commissaris van de Koning in Noord-Holland zich vanuit de kerk richting het nationaal monument op de Dam. Daarna volgen ook de andere aanwezigen.
Op de Dam is het intussen een drukte van jewelste. Op het plein, waar zo’n 20.000 mensen passen, kun je over de hoofden lopen.
De koning en de koningin mogen de eerste krans leggen, ter nagedachtenis aan allen die zijn omgekomen voor de vrijheid van Nederland.
Dan, nadat een trompettist de taptoe speelt, is het 20.00 uur. De mensenmassa zwijgt. Slechts het gekrijs van meeuwen en het tsjak-tsjak van kauwen klinkt.
Na het Wilhelmus vertelt de 19-jarige Tieme de Laat over zijn overgrootvader, badmeester Henk van der Pas. Deze woonde in een huisje naast concentratiekamp Vught en smokkelde eten en medicijnen het kamp binnen, terwijl hij briefjes van gevangenen mee naar buiten nam.
Na een kranslegging namens de eerste generatie oorlogsgetroffenen is het woord aan burgemeester Femke Halsema. Ze vertelt over een bom die op 11 mei 1940 vlak bij de Dam neerkwam en 44 levens eiste. Op oude foto’s zijn dode lichamen onder witte lakens te zien. „Nu er weer een oorlog is op ons continent, komen deze herinneringen terug. Aan martelingen, aan het sterven van geliefden. De pijn die nooit echt weg was, laat zich weer hevig voelen.”