Evangelicaal hoger onderwijs VS moet terug naar eerste roeping
Evangelicale instellingen voor hoger en wetenschappelijk onderwijs in de Verenigde Staten groeiden de eerste twee decennia van de 21e eeuw als kool. Maar inmiddels lijkt daar behoorlijk de klad in te komen. Sommige colleges en universiteiten vragen zich af: Willen we nog wel gerekend worden tot de evangelicals?
Het beroemde Princeton Theological Seminary besloot in 2017 zijn erenaam Princeton Evangelical Fellowship te veranderen in Princeton Christian Fellowship. De reden voor het besluit was dat de aanduiding ”evangelical” volgens Princeton leidt tot „verkeerde interpretatie en negatieve connotaties.”
Fuller Theological Seminary verontschuldigde zich in november 2016 voor de „schade” die was aangericht onder het vaandel van evangelicalisme. De leiding van het instituut probeerde in een statement de term nader te verduidelijken. Daarin schreef ze: „Tijdens de presidentiële campagne van 2016 werd het label ”evangelisch” een bijzonder wazige categorie, zowel vanwege de media als vanwege enkele evangelische stemmen. In de loop van de campagne verwees de pers steeds vaker naar evangelicals als politiek conservatieve en overwegend blanke christenen. (…) Soms zijn deze associaties hun niet alleen door de pers toegeschreven, maar duidelijk en herhaaldelijk vastgelegd door getuigenis van evangelicals zelf.”
Seminariepresident Mark Labberton en emeritus president Richard Mouw schreven deze ontwikkeling te betreuren. Zij constateerden dat sommige instituten die bekendstonden als evangelical ervoor kozen de term op te geven om niet geïdentificeerd te worden met conservatieve groepen „die de politieke koers belangrijker vinden dan toewijding aan de grote opdracht om de goede boodschap van het Evangelie te verbreiden in de samenleving.”
Zo ver wilde de leiding van Fuller niet gaan, al erkent ze dat er onder de vlag van evangelicalisme veel verkeerd is gegaan. „We betreuren en verwerpen de schande die haatdragende woorden en daden van sommige evangelicals specifiek hebben gelegd op mensen van kleur, immigranten, vrouwen, moslims en lhbt-personen in onze natie, terwijl wij de waardigheid van alle mensen naar het beeld van God hooghouden. We rouwen en veroordelen het racisme en de angst, afwijzing en haat die zijn geuit en geassocieerd met onze God. Zulke werkelijkheden weerspiegelen op geen enkele manier de vrucht van Gods Geest en roepen in plaats daarvan het verdriet van Gods hart en van onszelf op.”
Aan het slot van de verklaring stelden Labberton en Mouw dat het evangelicalisme alleen die naam mag dragen als het wijst naar Jezus Christus en Zijn werk. „Vanwege zijn onopgeefbare toewijding aan het Evangelie, Gods goede nieuws, zal het Fuller Seminary zichzelf blijven identificeren als evangelisch.”
De discussie aan Fuller staat niet op zichzelf. Veel colleges en universiteiten worstelen met de vraag: Wat is onze identiteit? In februari 2018 werd aan Wheaton College een conferentie gehouden over deze problematiek. De discussie aldaar was verwarrend. Breed leefde de behoefte om zich niet te zeer te associëren met een bepaalde politieke stroming. Vrijwel unaniem was het verlangen zich eerst en vooral te richten op de grote opdracht om mensen vanuit het Evangelie toe te rusten voor hun taak in de samenleving zonder daarbij een partijpolitieke bril op te zetten.
Maar over de voorliggende route was verdeeldheid. Sommigen wilden de term evangelical net zoals Princeton loslaten. Anderen wensten vast te houden aan die aanduiding. Michael D. Hammond, rector van het Gordon College in Wenham (Massachussetts) zegt: „Het opgeven van de naam evangelical is een knieval voor een afgodische beweging van politieke opvattingen die uiteindelijk een seculiere wortel heeft. Bovendien is het loslaten van die naam gevaarlijk. Als instituut moet je dan een nieuw profiel neerzetten. Het gevaar is dat dit misverstanden oproept, niet het minst omdat bij het herdefiniëren van de identiteit je de deur openzet voor discussies waardoor wezenlijke elementen veloren kunnen gaan.”
Volgens Hammond heeft de discussie over de identiteit van de evangelicale colleges een impuls gekregen door de opkomst van het trumpisme. „Maar het is een misvatting te denken dat dit de hoofdoorzaak is. Onderhuids speelden er al lang tendenzen. De vraag op diverse colleges was: Moeten we strijden voor het behoud van oude waarden zoals de bescherming van het ongeboren leven en van het traditionele huwelijk, of hebben opleidingen ook een taak in de strijd tegen sociale ongelijkheid, racisme en onderdraagzaamheid? Die kwesties gaven aanleiding tot discussie en tot spanning. Met de opkomst van Trump zijn deze kwesties dominant geworden en is het uiteindelijke doel van het evangelicale onderwijs op de achtergrond geraakt. Dat was oorspronkelijk studenten toerusten zodat ze als een zuurdesem de boodschap van het Evangelie konden uitdragen in de maatschappij.”
Terugloop
Volgens Alan Noble, hoofddocent Engelse taal en literatuur aan de Oklahoma Baptist University en medewerker van The Gospel Coalition, heeft die discussie in het algemeen niet in het voordeel van de evangelicale colleges gewerkt. „Sponsoren haken af en vooral kleinere colleges worstelen met een teruglopend aantal studenten met soms wel tot 40 procent. Deels heeft die terugloop te maken met de veranderende identiteit van de instellingen. Die wordt door geldschieters en een deel van de studenten niet gewaardeerd. Maar ook instellingen die vasthouden aan de oude identiteit hebben het moeilijk, omdat de meer progressieve groep zich niet in dat onderwijs herkent.”
Daarnaast ziet volgens Noble een groeiende groep jongeren de meerwaarde van eigen, evangelicaal onderwijs niet meer in. „Het is veel minder dan vroeger vanzelfsprekend dat studenten uit evangelicale gezinnen kiezen voor eigen onderwijs. Voeg daarbij het dalend aantal geboorten en de stijgende studiekosten en de malaise is compleet.”
Onderwijsinstellingen proberen volgens de docent Engels te overleven door te snijden in de kosten. Zo besloot Bethel University in St. Paul (Minnesota), een opleiding met met 6500 studenten, recent 38 docenten en 28 andere medewerkers te ontslaan. Gevolg was dat twee masteropleidingen en elf bachelorprogramma’s verdwenen.
Andere instituten proberen juist het dalend aantal inschrijvingen te keren door nieuwe opleidingen te starten. Volgens Noble is dit een weinig kansrijke oplossing. „Meestal versterken ze niet het evangelicale karakter van een opleiding. De onderwijsprogramma’s zijn ook te vaak kopieën van seculiere opleidingen. Het ontbreekt aan een doordacht onderwijsconcept dat gebaseerd is op Bijbelse uitgangspunten.”
Om uit de bestaande crisis te komen, ziet Noble maar één uitweg. „Terugkeer naar de oorspronkelijke roeping: jongeren toerusten om de grote opdracht te vervullen. Zij moeten persoonlijk geraakt worden door de boodschap van het kruis en toegerust worden om in deze maatschappij die heilzame Bijbelse boodchap uit te dragen.”
Noble wordt heftig: „Te veel is nu de nadruk gelegd op deelname aan de cultuuroorlog. Daardoor zijn de colleges partij geworden in een aards en menselijk conflict. Wie zich gebonden weet aan het Evangelie is niet progressief en is niet conservatief. Die is volgeling van Christus. Paulus schrijft immers dat een christen niet van Paulus of van Apollos moet zijn, maar van Christus.”
Dit is het vierde deel in een serie over recente ontwikkelingen in de Amerikaanse evangelicale wereld.