Mijn instrument: De warme klank van de cederhouten gitaar
Leerlinge Laura Blankespoor speelde vijf jaar trompet, maar stapte over op gitaar. „Die klank vind ik veel mooier.” Docent Batje Kanis kende de gitaar vanuit het jeugdwerk in de kerk, maar leerde op het conservatorium de echte gitaarmuziek kennen. „De luitmuziek van Bach is er niet voor geschreven, maar klinkt prachtig op dit instrument.”
Lang bezig met uitzoeken van vingerzettingen
Batje Kanis (61) uit Oldebroek leerde de gitaar in haar jeugd kennen: het instrument werd gebruikt in het jeugdwerk van de kerk, om bij te zingen. Batje schafte ook zelf een gitaar aan, maar pas op haar 17e ging ze op les. Toen werd ze dusdanig gepakt door het instrument dat ze naar het conservato- rium wilde. Zo gebeurde: op haar 20e startte Kanis in Zwolle met de opleiding klassieke gitaar. „Daar ging een wereld voor me open”, zegt de musicus. „Het spelen in duo’s of trio’s, het begeleiden van zangers, het zingen in een koor: fantastisch! Ik heb vijf jaar genoten.”
Ze kwam erachter dat de gitaar een makkelijk instrument lijkt, maar dat niet is. „Het klinkt algauw leuk als je met een paar akkoorden een liedje begeleidt. Maar als je meerstemmig gaat spelen, of een melodie plus bas wilt spelen, moet je daar flink op studeren.” Ze maakt de vergelijking met de troubadour en de trouvère die je vroeger had. „De eerste was de muzikant die het volk vermaakte, de tweede was de serieuze musicus die bij de gegoede adel aan de hoven speelde.”
Kanis laat horen wat ze bedoelt met ingewikkelde gitaarmuziek. Een compositie van de Italiaanse gitarist Mauro Giuliani (1781-1829): thema met variaties. Rustig begin, maar het gaat steeds sneller. „Bij zo’n stuk ben je bijvoorbeeld lang bezig om de goede vingerzettingen voor je linkerhand uit te zoeken.” Ander repertoire dat de gitariste graag speelt, zijn de werken voor luit van Bach. „Ten tijde van Bach was er nog geen gitaar. De eerste volwaardige Spaanse gitaar werd rond 1880 gebouwd. Maar de luitsuites van Bach klinken prachtig op een gitaar.”
Ze laat haar instrumenten zien. Een van cederhout heeft ze al sinds haar studietijd in de jaren 80, handgebouwd. Later schafte ze een tweede instrument aan. Nu gemaakt van Fichte, een soort naaldhout. „Die geeft een sprankelende klank. Maar mijn instrument van ceder is veel warmer. Daarbij komt het woord deemoed bij me boven.”
De gitariste kan solistisch een concert verzorgen. Maar het liefst speelt ze in groepsverband. „Ik ben een mensenmens.” Al jaren geleden vormde ze daarom het gitaarkwartet Kithara, waarvoor ze zelf de arrangementen schrijft. „Samen muziek maken is toch veel leuker?”
Een hard én een rustig, zacht geluid
Met haar gitaar in een hoes op de rug komt Laura Blankespoor (14) aanfietsen bij haar docent Batje Kanis in het Gelderse Oldebroek. Ze heeft ongeveer een halfjaar les, vertelt de havo 3-leerlinge van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen, terwijl ze haar glanzende gitaar op schoot neemt. In het oog springt het rood van de zijkant van de klankkast en de kop met de stemknoppen. Haar instrument is een slagje kleiner dan dat van haar docent.
Laura kreeg de gitaar een jaar of vier geleden voor haar verjaardag. „Mijn zus had er een; ik wilde er ook graag een hebben.” Laura speelde er wel op, maar les nemen was niet aan de orde. Ze bespeelde al een ander instrument: de trompet. Daarvoor haalde ze de diploma’s A en B. De trompet vond ze een leuk instrument. Maar ook lastig. „Vooral de ademhaling. Je kunt er niet te lang achter elkaar op spelen.” Inmiddels vindt ze de gitaar leuker, zegt Laura. „Je hebt zes snaren, dus daar kun je veel meer mee dan met de trompet. Die heeft maar drie ventielen; en je kunt er één noot tegelijk mee spelen.”
Gitaar spelen lijkt makkelijk; je kunt algauw een paar akkoorden maken en eenvoudige liederen spelen. Maar nu ze op les zit, merkt Laura dat het nog lastig genoeg is. „Je moet alle noten leren, en daarvoor moet je je vingers heel precies neerzetten op de verschillende snaren. Ik had geluk dat ik door trompetles al noten kon lezen. Daarom ben ik nu al met liedjes bezig.” Haar docent laat horen hoe een lied als ”Abba, Vader” gespeeld kan worden: op één snaar de melodie, terwijl de rest van het akkoord er tokkelend omheen gevlochten wordt.
Met dat soort liederen of psalmen uit de bundel ”Op Toonhoogte” is Laura nu bezig. Stukken van Bach zijn nog te moeilijk, zegt de leerlinge. „Maar ik vind die muziek wel mooi om te spelen.”
Of ze later verder wil in de muziek, net als haar docent? „Ik denk van niet. Ik wil graag juf worden. Maar in de klas kun je de gitaar ook goed gebruiken.” Hoe ze de klank van haar instrument zou omschrijven? „De trompet is altijd hard. Het mooie van de gitaar vind ik dat je hard kunt spelen, maar ook een rustige, zachte klank kunt maken.”