„Peilingen verslaan” helpt CDA niet verder
Een leuke, opbeurende kant aan verkiezingen is dat ze zelden verliezers opleveren. De kiezers kunnen een partij zo hard niet in het gezicht slaan, of de partijleider in kwestie ziet op de uitslagenavond lichtpuntjes.
Een klassieke reactie is om het verlies van zetels niet af te zetten tegen de vorige verkiezingsuitslag, maar tegen de nog somberder voorspellingen. „We hebben de peilingen verslagen”, reageerde toenmalig CDA-leider Buma na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Zijn partij was procentueel en in zetelaantal weliswaar iets gezakt, de peilingen voorspelden voor de christendemocraten een forser verlies. Reden tot ‘blijdschap’ dus. Of althans opluchting.
Nederlagen framen als overwinningen is goed voor het moreel. Het helpt immers niet als partijgenoten na een teleurstellende uitslag bij de pakken neer gaan zitten. Nee, de rug moet zo snel mogelijk gerecht worden, om klaar te staan voor de volgende stembusstrijd.
Toch heeft zo’n houding ook nadelen, vooral als je in je eigen verbale verdedigingslinie gaat geloven. Dan verdwijnt al snel de noodzaak tot kritische zelfreflectie. En laat een partij, voor ze het weet, de kans lopen van gemaakte fouten te leren.
Neem nu het CDA, dat ook deze week weer minder verloor dan het op basis van prognoses had gevreesd. Voor die partij is het een gevaarlijke valkuil als zij zich in slaap laat sussen met redeneringen als: dit had slechter gekund. Of: we verloren weliswaar meer dan 230 raadszetels, maar zo’n ramp is dat niet want VVD en PvdA leverden net zo goed in.
Voor dat gevaar waarschuwde deze week Karsten Klein, directeur belangenbehartiging bij de vereniging Eigen Huis. „CDA verliest 18% van haar zetels. In A’dam zetelbehoud, in Den Haag weer net als de laatste paar keer stabiel in een sterk versplinterde raad en in Utrecht een kleine winst. Kleine lichtpuntjes, maar „We hebben de peilingen verslagen”, trek ik niet zo goed meer. Tijd voor verandering”, twitterde de CDA’er en oud-wethouder van Den Haag.
De grote vraag is dan natuurlijk wat die verandering moet inhouden. En wat er in de plaats zou moeten komen van het nogal fletse profiel dat de partij onder leiding van Hoekstra –met zijn weinig inhoudsvolle motto ”En nu doorpakken”– heeft gekregen. „Niet bouwend Nederland maar gezin weer op 1 zou een begin zijn”, luidde op Twitter het antwoord van iemand (”De starter”) aan Klein. En inderdaad, dat is al iets.
Nog een suggestie: laat christendemocraten het idee vergeten dat het CDA te allen tijde middenpartij moet zijn, een allemansvriend die met iedereen moet kunnen regeren. Zou die tijd, nu er nog maar een fractie over is van de omvang die het CDA onder Lubbers had, niet voorbij zijn?
Verstandiger lijkt het om anno 2022 voor meer ‘smoel’ te kiezen. Bijvoorbeeld door vaker nauw op te trekken met CU en SGP. Dat dit op landelijk niveau kansen biedt op een scherper profiel, lieten de laatste weken zien. In de Tweede Kamer versterkten de drie christelijke partijen elkaar in de debatten over de beraadtermijn bij abortus en over de abortuspil.
Een dergelijke werkwijze is in veel gevallen ook lokaal mogelijk. Daar kan het CDA zich met CU en SGP keren tegen prostitutie en mensenhandel en tegen commercialisering van het openbare leven. En zich samen met deze twee hard maken voor sociale cohesie en voor de menselijke maat.
Politiek redacteur Addy de Jong beschouwt in Wandelgangen wekelijks de Haagse politiek.