Extra vergaderingen en momenten van overleg. Beperkte mogelijkheden om pastorale zorg te bieden. En: moeten omgaan met tegengestelde meningen over bijvoorbeeld het toegestane aantal kerkgangers en het gebruik van mondkapjes. De coronacrisis leverde ambtsdragers meer dan eens extra druk op.
Vanwege de impact van de coronacrisis zijn veel voorgangers in de Verenigde Staten overwerkt geraakt. Dat bleek afgelopen jaar uit Amerikaans onderzoek. Onder de deelnemers aan de RD-enquête onder 250 kerkenraden blijkt dit beeld weinig herkenning op te roepen. Slechts een enkeling gaf aan dat een predikant door de pandemie overwerkt is geraakt.
Respondenten reageerden op de stelling: „Binnen onze kerkenraad is als gevolg van de coronacrisis aanzienlijk meer druk ervaren.” Scriba Th. A. Meijboom van de christelijke gereformeerde kerk (cgk) in Werkendam gaf aan het hiermee „gedeeltelijk oneens” te zijn. „Voor de kerkenraad als geheel bleef de extra druk binnen de perken, maar voor de scriba en de koster –al maakt die laatste geen deel uit van de kerkenraad– nam het werk enorm toe”, zo motiveert hij zijn keuze.
De toegenomen druk had niet alleen te maken met extra vergaderingen, zegt Meijboom. „Er wordt nog steeds een heftige maatschappelijke discussie gevoerd over corona. De polarisatie in de samenleving zie je terug in de kerk. Voor het ene gemeentelid gaan de maatregelen veel te ver en voor een ander gaan ze niet ver genoeg. Daar krijg je als scriba e-mails over binnen die je moet beantwoorden. Daarbij probeerde ik iedere keer ons beleid zo goed mogelijk uit te leggen.”
Aan het begin van de coronacrisis riep de kerkenraad een corona-adviesgroep in het leven. „Daarin zaten de koster en enkele gemeenteleden die werken op het terrein van de openbare orde en in de verpleegkundige sector. Deze commissie adviseerde de kerkenraad. We namen ook kennis van de adviezen van het CIO. Dat waren voor ons inderdaad advíézen. Die hebben we niet altijd gevolgd. Als kerkenraad hebben we een eigenstandige verantwoordelijkheid.”
Bidstond
Een van de moeilijkste vragen vond Meijboom die over het toegestane aantal kerkgangers. „We zaten meestal aan of boven de grens die bijvoorbeeld het CIO adviseerde. Het was ingewikkeld omdat we vanuit de gemeente verschillende signalen kregen. Ook vond een aantal gemeenteleden het een principekwestie om geen mondkapje te dragen. Dat leverde spanning op.”
Terugkijkend op twee jaar coronacrisis merkt de scriba ook op dat er „veel gebed is geweest dat we als gemeente deze periode goed door mochten komen. In de ingrijpende beginperiode heeft onze predikant enkele keren een bidstond gehouden. Dat kreeg grote steun binnen de gemeente.”
Geregeld vroegen situaties van ziekte en overlijden de aandacht van de ambtsdragers. „Er zijn niet meer dan vijf mensen aan corona overleden, vaak met onderliggend lijden. Op een gemeente met 570 leden is dat beperkt, al brengt ieder overlijden natuurlijk verdriet mee.”
De kerkenraad –elf ambtsdragers inclusief de predikant– probeerde ook aandacht te hebben voor situaties van eenzaamheid, vervolgt Meijboom. Hij memoreert dat er in de gemeente „mooie initiatieven” zijn ontstaan. „Denk aan een jong gezin dat zangavonden organiseerde rond de kerkelijke feestdagen, die werden uitgezonden. Daarbij ontstonden er spontaan wisselende zangkoortjes die psalmen en geestelijke liederen zongen. Dat zorgde voor saamhorigheid in een tijd dat we elkaar minder zagen.”
Vierde gebod
„Helemaal eens”, reageert scriba J. van Klinken op de stelling dat de druk op kerkenraden is toegenomen. Hij is diaken in de gereformeerde gemeente in Nederland in Nieuwerkerk, die 170 leden en doopleden telt. De kerkenraad bestaat uit twee ouderlingen en drie diakenen.
Als scriba was Van Klinken de afgelopen twee jaar drukker dan anders. Na elke persconferentie van de regering overlegde hij met zijn ambtsbroeders over de consequenties van de landelijke maatregelen voor het kerkelijke leven. „Je had de persconferentie, de berichten van het CIO en –zeker in het begin– adviezen van ons eigen kerkelijk bureau. Daar namen we allemaal kennis van, maar uiteindelijk bekeken we de situatie door onze eigen bril en besloten we of er wel of niet iets moest veranderen in bijvoorbeeld het aantal kerkgangers.”
Bij het nemen van beslissingen besefte Van Klinken dat de meningen binnen de gemeente soms sterk uiteenliepen. „In het begin was er een handjevol mensen in de kerk: ouderling, diaken, organist en koster. Daarna gingen we naar dertig kerkgangers. Sommige gemeenteleden zeiden: „Kun je het niet tot vijf beperkt houden?” Anderen zeiden: „Waarom kunnen we niet met z’n allen in de kerk komen? In het vierde gebod staat immers dat we naarstig naar de gemeente moeten opkomen.” Al die verschillende meningen, daar moet je mee kunnen omgaan.”
Ondanks diverse geluiden kon de kerkenraad steeds eensgezind besluiten nemen, blikt Van Klinken terug. „Daarbij wilden we rekening houden met wat er in Romeinen 13 staat over het respecteren van de overheid. We hebben de gemeente erop gewezen dat Gods volk vroeger grote achting had voor de overheid. Ook gaven we aan dat voorzichtigheid geboden was.”
Wanneer er iets veranderde rond de kerkdiensten, was het de taak van de scriba om de gemeente te informeren. „Vaak ging er op donderdag of vrijdag een bericht de deur uit. Degenen die geen mail hebben, kregen een brief of een telefoontje. De laatste periode was de gemeente in drie groepen verdeeld en kon iedereen minimaal eens in de twee weken twee keer naar de kerk. Sinds 20 februari kan de hele gemeente weer komen.”
Afgezien van de organisatorische kant veroorzaakte de pandemie zelf een grote druk, zegt Van Klinken. Hij vertelt dat tijdens de eerste golf verscheidene gemeenteleden in een verzorgingshuis in Bruinisse aan corona zijn overleden. „In die periode mochten we als ambtsdragers geen bezoek brengen aan bewoners van het bejaardenhuis die corona hadden. De hele zaak zat op slot. Een trieste toestand, vooral ook voor de kinderen en kleinkinderen.”
In latere fasen waren er soms grote zorgen om gemeenteleden met corona. „Een vrouw die ernstig ziek is geweest, mag nu gelukkig weer naar de kerk komen. En een man die thuis aan het zuurstof lag, is er sinds kort vanaf. Daarnaast waren er veel zieken met milde klachten.”
Ook alle ambtsdragers kregen corona, sommigen twee keer. „Ik was zelf in november vorig jaar ziek, maar niet heel ernstig. Als kerkenraadsleden hebben we niet allemaal tegelijk corona gehad. Er waren er altijd een paar die de gemeente konden leiden. Dat heeft zo moeten zijn.”
Wat Van Klinken de afgelopen twee jaar als het zwaarste heeft ervaren? „Dat was de periode dat er maar vijf mensen in de kerk zaten. Als ik dan als diaken moest openen en lezen, keek ik niet de kerk in, want dan zouden de tranen me in de ogen springen. Dat hoorde ik ook van de ouderlingen. Die keken maar in hun boek als ze lazen. Ze wisten dat er thuis werd meegeluisterd, maar het was ingrijpend om voor een lege kerk te staan.”
De catechisaties en huisbezoeken in de Nieuwerkerkse gemeente zijn de afgelopen periode weer voorzichtig opgestart. Dat de gemeente op 20 februari weer in het geheel kon samenkomen, ervoer Van Klinken als bijzonder. „We zongen Psalm 122:1. Dat we voor het eerst weer met z’n allen mochten opkomen, gaf zo’n blijdschap. Je ervaart de gemeenschap en de saamhorigheid weer. We hopen dat het zo mag blijven en het virus niet weer terugkomt.”
De redactie kerk ondervroeg lezers en kerkenraden over de gevolgen van twee jaar coronacrisis op het kerkelijk leven. Donderdag deel 6: coronabeleid in de kerk.