Sommige verhalen publiceer je niet met trots, maar met pijn. Omdat je schrijft over gebeurtenissen die mensen hebben beschadigd. Omdat je weet dat het mensen pijn doet dát je erover schrijft.
Dat gevoel overheerste bij de artikelenserie over de gebeurtenissen op de Gomarus scholengemeenschap, die ik samen met een collega schreef. Homoseksuele oud-leerlingen deden in NRC Handelsblad een boekje open over hun ervaringen op de middelbare school. Twee van hen vertelden hoe hun ouders werden ingelicht over hun geaardheid, zonder dat zij dit zelf wilden.
Het RD wilde het NRC-verhaal niet overschrijven. Wel vroegen we ons af: is dit het volledige verhaal? En: hebben wij wél een eerlijk verhaal gebracht nu we geen directbetrokkenen aan het woord hebben gelaten?
Maar wat is dan dat eerlijke verhaal? En hoe kun je een eerlijk verhaal brengen als de waarheid in nevelen gehuld blijft?
In de maanden van speuren en spitten die volgden, dacht ik soms de waarheid te hebben gevonden. Maar telkens werden die passend lijkende puzzelstukjes weer uit elkaar gerukt. En daarna paste de puzzel met geen mogelijkheid meer. Soms had ik het idee dat elk gesprek me verder bij de waarheid vandaan leidde. Of konden meerdere waarheden ook naast elkaar bestaan?
Intussen spookten allerlei scenario’s door m’n hoofd. Soms hielden ze me zelfs uit de slaap.
Zal het RD voor de rechter worden gesleept als we privacygevoelige informatie over jonge mensen gaan delen? Zal de telefoon straks roodgloeiend staan van boze lezers die hun abonnement opzeggen? Zal de politiek dit verhaal aangrijpen om de vrijheid van onderwijs de nek om te draaien?
Zo brak de dag aan waarop het eerste deel van de serie van de persen rolde. Zwart op wit stond het daar, onomkeerbaar.
Geen van de gevreesde scenario’s kwam uit. In eerste instantie leek het zelfs vrij stil te blijven.
Tot de verhalen loskwamen. Iemand vertelde me dat hij lessen had getrokken over hoe hij in zijn gezin over homoseksualiteit praat. Een volgende was aan het denken gezet over de grapjes die hij weleens met collega’s maakte. Weer een ander over hoe hij naar z’n catechisanten keek.
„Je artikel heeft echt iets positiefs uitgewerkt”, vertrouwde een schoolleider me maanden later toe. Hij vertelde hoe hij naar aanleiding daarvan uitgebreid met zijn personeel had gesproken over homoseksualiteit in de klas. Hoe de docenten daar als christen en professional mee konden omgaan.
De zwarte bladzijde van de Gomarus bleek lezers ook veel te leren. In ieder geval om niet te vingerwijzen naar (die ene) school. „De echte mogelijkheid tot verandering ligt thuis”, zei een homoseksuele oud-leerling uit Gorinchem in de slotaflevering. Hij wees erop dat in sommige gezinnen lacherig en ongenuanceerd gepraat wordt over mensen met een homoseksuele geaardheid.
In het Kamerdebat over het inspectierapport onderstreepte minister Slob de lessen die onze hoofdredacteur in een commentaar optekende: „Een veilig gevoel begint met je geaccepteerd weten als medemens. Daar passen geen scherpe woorden bij. Hier ligt huiswerk voor alle opvoeders.”
Behalve dooretterende trauma’s, een kritisch inspectierapport en protesterende politici was er dus ook iets anders. Woorden –hoe bitter ook– verdwenen niet met de krant in de oudpapierbak. Er wérd huiswerk gemaakt.
Dit artikel is onderdeel van de oudejaarsbijlage.