Jagen op wriemelend ongedierte
In de kruipruimte onder het huis liggen drie dode ratten. „Een moeder en twee jonkies”, zegt ongediertebestrijder Jorald van Werven, terwijl hij de dieren in een blauwe zak gooit. De zomer is het drukste seizoen voor de mannen van Van der Linde Dienstverlening in Ermelo.
Van Werven (37) en zijn collega’s Jan van der Linde (41) en Michael Rensink (26) verzamelen zich net na acht uur in de ochtend op hun werkplek. Jorald is deze ochtend vooral druk met ratten vangen, zijn collega’s Jan en Michael rijden zo naar Apeldoorn om een villa te beschermen tegen een steenmarter die steeds naar binnen komt.
Terwijl Jan een grote ladder op zijn bus laadt, krijgt hij weer een telefoontje. Houtworm bij een bedrijf. Of ze snel kunnen komen. Het zijn drukke tijden voor de ongediertebestrijders. Over het algemeen geldt: hoe warmer het is, hoe fijner voor de steenmarters, ratten, eikenprocessierupsen, muizen, mieren, rupsen, wespen en bedwantsen. En ja, die laatste bestaan nog gewoon. „Vooral in studentenhuizen.”
Jorald schuift de deuren van zijn bus dicht. Klaar om te gaan. Kop koffie in de houder, rattenknuffel op het dashboard. Onderweg vertelt hij volop over zijn ervaringen. Zelfs als je vijftien jaar in het vak zit, schrik je nog weleens van wegschietende beesten, zo blijkt. „Ik lag een keer plat op mijn buik onder een dak, op zoek naar het nest van een steenmarter. Je mag die beesten niet doden omdat ze beschermd zijn, dus moesten we een andere oplossing bedenken. Toen viel er een stuk isolatiemateriaal van het dak, maar ik dacht dat het beest op mijn rug zat. Gillen joh. Mijn collega schrok zich ook het apezuur.”
De eerste klus van de dag is bij een recyclingbedrijf in Harderwijk. Even controleren hoe het met de rattenbestrijding gaat. In de loods liggen overal bergen en kratten papier. En keutels. „Mensen gooien soms afval bij het oudpapier”, zegt Jorald terwijl hij met zijn zaklamp achter een stellage schijnt. „Een uitnodiging voor ratten.”
Toen hij hier voor het eerst kwam schoten er overal ratten weg. Inmiddels is dat een stuk minder, al klinkt er nog aardig wat onheilspellend geritsel in de papierbergen. In een hoek hangt een zoete, doordringende geur. „Hier moet ergens een dooie liggen”, zegt de ongediertebestrijder terwijl hij een container opzijschuift. Maar er is niets te zien. Wel een oud nest, gemaakt van hoopjes stukgekauwd papier. „Zie je die zwarte vegen op de grond? Dat zijn sporen van buik-smeer. Ratten en muizen hebben een vette buik. Ze lopen steeds dezelfde route, dus dan laten ze een spoor achter. Zo kun je ze ook opsporen.”
Hij checkt de gezette vallen. Twee exemplaren hebben beet. Van de twee dode beestjes heeft er een geen kop meer. „Opgegeten door andere ratten. In het hoofd zitten veel eiwitten.”
Vallen legen, een nieuw vleugje pindakaas erin en klaar. Op naar de volgende klant.
Rioolpijp
Hoewel Jorald zijn werk graag doet, heeft het bestrijden wel wat sporen nagelaten. „Ik kan hotels, vakantiehuisjes en restaurants nauwelijks nog normaal in lopen zonder op sporen van ongedierte te letten. Van sommige restaurants weet ik gewoon al hoe de keuken eruit gaat zien. Geloof me: dat wil je echt niet weten.” Toch ziet hij vooral de voordelen van zijn baan. „Je helpt mensen een vervelend probleem op te lossen. Iedereen is heel dankbaar.”
Rond halftien parkeert hij zijn bus voor een rijtjeshuis. „Deze mensen hebben een verouderde rioolpijp van asbest die is gaan slijten”, legt hij uit. „Nu zit er een gat in waar ratten door naar buiten komen. Ze hadden zelfs een rat in de keuken. De vorige keer heb ik gif bij de pijp neergelegd en gezegd dat ze de loodgieter moesten bellen. Waarschijnlijk is het gat al gerepareerd.”
De bewoner trekt de deurmat opzij en schuift de houten schotten boven de kruipruimte aan de kant. Jorald trekt zijn beschermende pak aan. Hij laat zich naar beneden zakken. Later, in de bus: „Ik rook bij de voordeur al dat het weer mis was. Je ontwikkelt een scherpe neus.”
Vlak bij de opening van de kruipruimte ligt een dood exemplaar. „Zou dat hem zijn?” vraagt de bewoner hoopvol. Maar ratten zijn volgens Jorald nooit alleen. „Geef even mijn telefoon aan, dan maak ik een foto”, klinkt het gedempt van onder de grond. Even later komt hij teruggekropen met slecht nieuws. De loodgieter heeft het gat alleen gerepareerd met grijze tape, dat de beesten gewoon doorgeknaagd hebben. Al hebben ze wel gegeten van het gif, want verderop in de kruipruimte liggen nog twee dode ratten. „Een moeder en twee jonkies.”
Jorald adviseert om nu de pijp te laten vervangen, want anders blijven de beesten komen. „Als de nieuwe pijp er is, kom ik nog een keer om alles schoon te maken en dan zijn jullie ervan af”, zegt hij geruststellend terwijl hij zijn pak uittrekt.
De dode ratten gaan achter in de bus. „Die gooi ik zo meteen weg.” Eerst naar Voorthuizen. Daar wacht hem een mierenplaag. Of waren het muizen? „O nee, dat is in Barneveld. Daar moet ik ook nog naartoe.”