Orgeldocent Ben van Oosten (66) neemt afscheid van conservatorium Rotterdam
Hij geldt als een grootmeester in orgelland, maar gaat daar niet prat op. Zijn studenten moeten vrijuit kunnen spelen. In juli trekt Ben van Oosten na 27 jaren de deur van het Rotterdams Conservatorium achter zich dicht.
Het gesprek drukt hem wel met de neus op het feit dat zijn afscheid nadert, bekent Ben van Oosten (66). Op ‘zijn’ orgel in de Haagse Grote Kerk ontving de Haagse organist vanaf 1994 talloze leerlingen van het Rotterdams Conservatorium, onderdeel van Codarts, Hogeschool voor de Kunsten. Hij trok de afgelopen decennia de wereld over om concerten te geven en maakte naam als vertolker van het Frans-romantische repertoire. Zo legde hij alle orgelsonates van Guilmant vast en nam hij alle orgelwerken van Dupré, Franck, Saint-Saëns, Vierne en Widor op. Rustig doet Van Oosten zijn verhaal, zorgvuldig zijn woorden kiezend.
Hebt u gesolliciteerd of bent u gevraagd?
„Arie J. Keijzer ging met pensioen en de directie vroeg naast mij ook Aart Bergwerff en Bas de Vroome voor de vrijgekomen uren. Verder gaven destijds Folkert Grondsma en Bernard Winsemius les in Rotterdam.”
U hebt direct toegehapt?
„Nee, ik heb over het verzoek nagedacht. Kort daarvoor kreeg ik aanbiedingen van twee Duitse conservatoria. Het bleek om benoemingen van veel uren te gaan. Ik was bang dat ik mij daardoor zou begraven in een instituut en er te weinig tijd zou overblijven voor studeren en concerteren. Het aanbod van Rotterdam –circa zes lesuren per week– sloot veel beter aan op mijn wensen.”
Wat boeit u in het lesgeven?
„Het is uitdagend jongeren op te leiden voor een beroep. Ik probeer altijd het onderste uit de kan halen, in de hoop dat ze hun talent optimaal zullen benutten. Het gaat om maatwerk. Ik heb geen vaste methode, want de een moet je remmen en een ander pushen. Het kon gebeuren dat ik een student alle werken van César Franck liet studeren, omdat ik dit belangrijk vond voor zijn ontwikkeling, terwijl ik een ander tijdens zijn hele studie slechts één werk van deze componist onder handen liet nemen.”
Wat leerde u zelf tijdens het lesgeven?
„Doordat ik onder woorden moest brengen wat voor mij vanzelfsprekend is, werd ik mij bewuster van mijn eigen aanpak. Daarnaast verrasten studenten mij regelmatig met een fraaie interpretatie. Daarom is het zo belangrijk niet mijn wil aan hen op te dringen, maar hun vrijheid te geven om hun eigen interpretatie te vormen. Als ik zelf studeer, schiet mij soms te binnen hoe mooi een student –korter of langer geleden– een passage uit het desbetreffende stuk speelde.
Het laatste wat ik wil, is de autoritaire leraar uithangen. Beginnende studenten durven een mooi moment soms nauwelijks te laten horen. Ik moedig hen dan aan: Schijn hier even met een zaklamp op, want dit is zo’n prachtige passage. Laat de muziek maar stromen. Het duurt soms een tijdje voordat ze dit durven. Met name bij studenten uit de reformatorische hoek merk ik geremdheid om zich muzikaal te uiten.”
Hoe verklaart u die geremdheid?
„Mogelijk heeft het te maken met de mentaliteit ”Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Ik denk ook aan het feit dat Frans-symfonische orgelwerken in reformatorische kring erg worden gewaardeerd. Deze muziek heeft iets mystieks en theatraals. Elementen die volgens mij te veel worden onderdrukt in de gereformeerde gezindte, terwijl het menselijke behoeften zijn.”
U werd als gereformeerde jongen gegrepen door de combinatie van religie en mystiek in de Rooms-Katholieke Kerk.
„Het mooie van de rooms-katholieke liturgie is dat alle zintuigen worden aangesproken. Door de muziek, de wierook, de symboliek en het gesproken woord. Sinds 1973 speel ik missen in de Rooms-Katholieke Kerk, tegenwoordig in de Sint-Bonifatiuskerk in Rijswijk. In 1975 kwam daar het dirigentschap van een kerkkoor bij. Zo’n twee keer per maand levert dit gezelschap een bijdrage aan de dienst. Ik geniet intens van het gregoriaans en bijvoorbeeld van een mis van Mozart, Schubert, Widor of Vierne.
Tegelijkertijd raak ik steeds weer onder de indruk van samenzang in een protestantse dienst. In de jaren zeventig begeleidde ik de samenzang in de Ridderkerkse Singelkerk als daar een Franse organist speelde. De kerk zat destijds stampvol bij die concerten en het dak ging eraf tijdens de samenzang. Ik herinner mij hoe geroerd Daniel Roth hierdoor was. Hij wilde die momenten het liefst vasthouden en moest zich ertoe zetten om zelf weer achter de speeltafel te kruipen.”
Wanneer grijpt u in tijdens een les?
„Als de bedoelingen van een componist geen recht worden gedaan. Zo wilde een leerling de registratieaanwijzingen van Vierne niet opvolgen, terwijl dat op het orgel van de Rotterdamse Laurenskerk best mogelijk was. Soms is een andere keus overtuigend. Maar in dit geval streek de gekozen registratie Vierne tegen de haren in en dat wilde ik die arme componist niet aandoen.”
Welke drie stukken moet een student sowieso gestudeerd hebben?
„Werk van Bach, Franck en Messiaen. Reger hoort daar ook bij. Een toetje? De symfonieën van Vierne en Widor. Leerzame stukken zijn de sonates van Carl Philipp Emanuel Bach en Mozart. Die werken bezitten charme en humor en vragen om een losse aanpak.”
Waar gruwt u van?
„Van slordigheid en gemakzucht. Toch vraag ik een leerling soms met de Franse slag te spelen om hem open te laten bloeien.”
Niet in de verleiding gekomen om door te gaan aan het conservatorium?
„Nee, al vroeg de directie mij wel nog even door te gaan. Ik heb genoten van de studenten en de goede verstandhouding met collega’s. Van rivaliteit was geen sprake. Integendeel, we adviseerden leerlingen wat lessen bij de ander te nemen als we dat goed vonden voor hun ontwikkeling.
Ik heb alles proberen te geven voor de lessen. In een uur les steek ik grofweg dezelfde tijd aan voorbereiding. Ik was vaak op reis en moest dan bij thuiskomst lessen inhalen. Het lijkt mij heerlijk om nu na zo’n trip echt vrij te zijn. Ik voel mij fit en hoop meer energie te kunnen steken in concerten, cd-opnames en masterclasses. En ik blijf ook nog privélessen geven.
Graag had ik met de orgelklas van Rotterdam –mede in het kader van mijn afscheid– een excursie naar Frankrijk gemaakt. Om hen onder andere kennis te laten maken met de prachtige Cavaillé-Collorgels. Vanwege corona is die reis verplaatst naar het komende cursusjaar.”
Er komt meer tijd voor hobby’s?
„Mijn vrouw en ik houden van wandelen en fietsen. Ik lees graag biografieën van musici. En ik vind het heerlijk om met onze twee kleinzoons op te trekken en bijvoorbeeld samen door de duinen te struinen.”
Nog grootse plannen voor cd-opnamen?
„Er is niets concreets, maar het kriebelt wel. Ik denk bijvoorbeeld aan opnamen met werk van Franse componisten die leefden tussen de twee wereldoorlogen, of de Duitsers Reger en Reubke. Dit jaar overleed Reimund Grimm plotseling, de ”Tonmeister” van het Duitse label MDG. Sinds 1982 besprak ik met hem al mijn projecten en nam hij mijn cd’s op. Zijn overlijden is aangrijpend. Het onderstreept dat we dankbaar moeten zijn voor elke dag. ”
Onlineoptredens tijdens de coronacrisis zijn niet aan u besteed?
„Dat klopt. Het klinkt misschien gek voor iemand die veel cd’s heeft opgenomen: tijdens een onlineoptreden in een lege kerk zou ik het contact met het publiek enorm missen. Luisteraars betekenen alles voor mij. Ik vind het heerlijk om hun aandacht te voelen. Alsof ze aan mijn vingers hangen. Dat geeft inspiratie en verhoogt de intensiteit van mijn spel.”