De boomkorvisserij is weer eens in het nieuws. Deze keer niet vanwege de vermeende schadelijkheid voor de zeebodem, maar omdat de veiligheid van de vissers zelf in het geding is. Kleinere kotters kunnen plotseling omslaan, waarschuwt de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV).
Het gebeurt zelden dat de OVV al tijdens een lopend onderzoek een waarschuwing doet uitgaan. Dat deed hij bijvoorbeeld na het instorten van het stadion van de Alkmaarse voetbalclub AZ in 2019, toen bleek dat de constructie niet veilig was.
In april trok de OVV opnieuw aan de bel. Deze keer ging er een brief naar de visserijorganisaties. Aanleiding was het onderzoek naar de ongevallen met twee Urker garnalenkotters.
In december 2019 verging in ruw weer de UK 165 ”Lummetje” op de Noordzee bij Texel. De twee bemanningsleden verdronken. Een jaar later sloeg ten noorden van Schiermonnikoog de UK 171 ”Spes Salutis” om en zonk. De drie opvarenden kwamen in zee terecht en konden ternauwernood worden gered. Wat er met de twee relatief kleine kotters –respectievelijk 21 en 23 meter lang– precies is gebeurd, is nog niet bekend. De OVV wil daar, zolang het onderzoek loopt, geen uitspraken over doen. Het rapport wordt komende zomer verwacht.
Toch valt uit de tekst van de waarschuwing wel wat af te leiden. „Uit onderzoek blijkt dat boomkorkotters met een lengte van minder dan 24 meter in een asymmetrische beladingstoestand buitengewoon instabiel kunnen zijn”, staat er. Simpel gezegd: als zo’n schip scheef beladen is, kan het zomaar omslaan.
Boomkor? Bij de meeste Nederlanders zal niet direct een lichtje gaan branden. De verklaring is eenvoudig: kor is een ander woord voor net en de boom is een stalen pijp die de voorkant van het net openhoudt.
De uiteinden van de boom worden door twee ”sloffen” ondersteund, een soort stalen sledes die over de zeebodem glijden. Aan de sloffen zitten kettingen die bodemvissen opschrikken, zodat ze omhoog zwemmen en in de netten belanden. De kotter trekt twee vistuigen –aan beide zijden één– met een stevige vaart over de zeebodem.
De techniek wordt veel toegepast door grote Noordzeekotters bij de visserij op platvissoorten, zoals tong en schol. Garnalenvissers, die met kleinere kotters (tot 24 meter) op de Waddenzee en in de kustzone actief zijn, werken er ook mee.
Effectief
”Bokken” (vissen met de boomkor) is heel effectief. De techniek kwam vanaf de jaren zestig bij de Nederlandse kottervloot in zwang. Ze werd stapje voor stapje verbeterd – in technisch opzicht, maar ook wat betreft veiligheid. Aan dat laatste schortte het vooral in de beginjaren nogal eens. „Bij veel vissers stond de boomkor in een kwade reuk, mede vanwege de vele ongelukken”, schrijft visserijhistoricus Jurie van den Berg in een boek over scheepsrampen die Urk hebben getroffen. Immers „als een van de beide tuigen vastloopt, treedt een hefboommechanisme in werking waardoor de kotter zichzelf kan omtrekken.”
De Urker visserman in ruste Kobus Post (77) herinnert zich nog goed de ramp met de UK 58. Deze boomkorkotter voer in januari 1966 bij rustig weer naar zee maar keerde niet terug. Een grootscheepse zoekactie naar het schip en de vijfkoppige bemanning had geen resultaat. Vissers vermoeden dat een net ergens achter is blijven haken, waarna het schip is gekapseisd.
In de jaren daarna vergingen nog vijf Urker boomkorkotters. Ook uit andere vissersplaatsen zijn schepen op zee gebleven, zoals dat heet. In de loop der tijd kwamen daarbij tientallen opvarenden om het leven.
Zwaartepunt
Boomkorkotters hebben de netten aan twee stalen gieken hangen. Die staan tijdens een ”trek” (het vissen) min of meer horizontaal, dwars op het schip. Tijdens het ”halen” (ophijsen van de netten) komen ze bijna verticaal te staan. Op dat moment ligt het zwaartepunt van het schip een stuk hoger dan tijdens de trek. Zolang het schip in evenwicht blijft, is er niets aan de hand. Maar als dat door een calamiteit niet meer het geval is, kan een kotter scheef komen te liggen.
Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor als aan de ene zijde van de kotter wel een vistuig in de giek hangt en aan de andere zijde niet, schrijft de OVV. „Het schip drijft dan niet meer rechtop in het water, maar krijgt permanente slagzij.” Overslaand zeewater of een duwtje van het tij kan dan genoeg zijn om het schip te doen kapseizen. Dat kan zo snel gaan, dat de bemanning geen kans meer ziet om in een reddingsvlot te stappen.
Job Schot uit Tholen vist met zijn in België geregistreerde eurokotter Z 201 ”Job Senior” onder de Engelse kust. Een eurokotter is een relatief klein type, maximaal 24 meter lang, dat volgens Europese regelgeving in de 12-mijlszone (tot 22 kilometer uit de kust) mag vissen. Grote kotters mogen daar niet komen.
Schot noemt twee situaties waarin het oppassen is met het halen. „Als ik een vistuig verlies doordat de vislijn knapt, kan ik het andere voorzichtig aan boord halen. De kotter slaat niet zomaar om. Maar het komt ook voor dat een tuig vast blijft zitten, bijvoorbeeld aan een wrak. Natuurlijk probeer ik dan beide netten te behouden. Ik haal eerst de staart (uiteinde, TR) van het net dat vrij is binnenboord, om te voorkomen dat die in de schroef terechtkomt. De giek met het vrije net laat ik vervolgens horizontaal uitstaan, als tegenwicht. Daarna probeer ik het vastzittende net op te halen en door voorzichtig te manoeuvreren los te komen van het wrak.”
Ervaren vissers weten hoe ze in zo’n situatie moeten handelen, zegt Schot. Johan Nooitgedagt, voorzitter van de Nederlandse Vissersbond, denkt dat ook. Toch heeft de visserijsector het signaal van de OVV meteen opgepakt.
Op de dag van de waarschuwing in april kwam de Sectorraad Visserij (koepel van visserijorganisties en vakbeweging) in spoedberaad bijeen. In een brief aan de kottervissers wijst de sectorraad nog eens op het belang van het kennen van de stabiliteitskenmerken van het eigen schip. Ook wordt „volledige medewerking” toegezegd aan eventueel aangescherpt overheidsbeleid voor de constructie van kotters en de opleiding van vissers.
Gerrit Meinen is locatiemanager maritieme opleidingen bij ROC Friese Poort in Urk. Volgens hem is veiligheid een vast onderdeel van het programma, zowel bij de theorielessen als tijdens stages. „Studenten leren hoe een schip drijft en hoe je het beladen moet. Voor de vissers is er specifieke aandacht voor de boomkor. Met een simulator kunnen we oefenen wat je moet doen als een net vast komt te zitten.”
Zeewaardig
De kotters uit de jaren zestig waren te licht en te smal en ze hadden te weinig diepgang om geschikt te zijn voor de boomkorvisserij. Ze waren gebouwd voor de zogeheten bordenvisserij, een methode die minder hoge eisen stelt aan de stabiliteit van het schip.
Kobus Post ging op zijn veertiende voor het eerst naar zee. Hij kwam bij zijn vader aan boord. „Onze kotter, de UK 81, was 22 meter lang. Een zeewaardig schip voor de bordenvisserij, maar niet voor de boomkor.”
Hij herinnert zich dat de eerste Urkers overstapten op de nieuwe techniek. „Het halen ging veel vlotter dan bij de bordenvisserij. Als wij met moeite onze netten binnenboord haalden, kwam er soms zo’n bokker voorbij. Die doet in een week wel tien trekken meer dan wij, dacht ik dan.”
In 1963 kocht Post zijn eerste eigen kotter, de UK 63, een schip met een lengte van 24 meter. Ook hij ging bokken, hoewel het schip daar niet voor was gebouwd. „Maar de gieken en tuigen waren veel lichter dan vandaag, daardoor ging het meestal toch goed”, zegt hij terugkijkend.
Aan gevaar dachten de vissers liever niet. „We gingen soms langs het randje”, erkent Post. Toen een giek krom getrokken was, liet hij die verzwaren met een stalen mantel. „Maar toen we weer naar zee gingen merkte ik dat de kotter door dat extra gewicht minder stabiel was geworden.”
In de loop der jaren schreed de techniek voort. Gieken werden aangepast en hingen tijdens het vissen niet meer onder een hoek omhoog, maar horizontaal of zelfs 10 tot 15 graden naar beneden. „Toen werd het al veel veiliger.”
Bij de bouw van nieuwe kotters kwam er steeds meer aandacht voor stabiliteit. De overheid voerde regelgeving in. Post: „De kotters werden groter en dieper, met meer buik. Er zat meer zwaarte in de kiel.”
De grote boomkorkotters van vandaag, met lengtes tot meer dan 40 meter, liggen stevig in het water. Maar bij de kleinere schepen blijft het oppassen, waarschuwt de OVV.
Vissersvoorman Nooitgedagt: „Wij nemen onze verantwoordelijkheid. We willen werken aan bewustwording bij de vissers. Misschien wordt er soms te veel gewaagd om een tuig dat vastzit niet te verspelen. En bij stormachtig weer moet het niet vanzelfsprekend zijn dat je kunt blijven vissen.”