Als een trap een obstakel wordt
Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, is het devies van de overheid. Enerzijds is dat iets wat veel senioren zelf ook graag willen. Maar dan wel in een huis dat daarvoor geschikt is. Als dat niet zo is, dient zich een lastig dilemma aan: verhuizen of aanpassingen aanbrengen. Als daar al mogelijkheden voor zijn.
Wat een huis ooit charme gaf, wordt bij het klimmen der jaren mogelijk een probleem. Denk aan de trappen, de grote tuin en het bad. Drempels, lastig bereikbare bovenlichten, stopcontacten op plinthoogte: wie jong en goed ter been is, heeft er geen moeite mee. Maar dat kan bij het ouder worden veranderen.
Ook als er (nog) geen sprake is van lichamelijke beperkingen kan zich op een gegeven moment de vraag opdringen hoe levensloopbestendig het huis waarin je woont eigenlijk is. Geen wc op dezelfde verdieping als de slaapkamer. Überhaupt de aanwezigheid van verschillende verdiepingen, met de noodzaak om dagelijks verschillende keren trappen op en af te lopen: om te gaan slapen, voor de wasmachine, naar de voorraadkast in de kelder.
Je kunt denken: als de nood aan de man komt, zetten we een bed in de kamer. Maar ideaal is dat niet. De vorige bewoners van het huis waarin wij wonen waren, toen ze naar een verpleeghuis verkasten, in de negentig. De laatste tien jaar waren ze niet meer boven geweest, vertelde de makelaar. Ze sliepen in de woonkamer, in een opklapbed en een eenpersoonsbed. Met de wc binnen handbereik. Hoe ze zich verder met het sanitair redden?
Woncoach
Senioren die graag zouden verhuizen maar niet weten hoe ze dat aan moeten pakken, kunnen in een aantal Nederlandse plaatsen een wooncoach in de arm nemen. Jiska Ruis is projectleider van Wooncoach Senioren, een organisatie die onder andere actief is in de gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht. „Het belangrijkste verschil met andere wooncoaches is dat wij zelfstandig werken”, vertelt ze. „Wij zijn niet in dienst bij een woningcorporatie of gemeente, we worden door hen ingehuurd. In de praktijk blijkt dat cliënten dat een prettig idee vinden. Wij hebben er geen belang bij dat zij verhuizen.”
Een wooncoach biedt praktische hulp op allerlei terreinen, zowel aan woningeigenaren als aan huurders. „Voor veel ouderen geldt dat de drempel om te verhuizen hoog is. Ook als ze niet tevreden zijn over hun woning, bijvoorbeeld omdat die te groot is. Die huiver is ook wel logisch. De woningmarkt is krap. Wachttijden voor een huurwoning zijn enorm lang. Jezelf daarvoor inschrijven is erg ingewikkeld, zeker als mensen digitaal niet zo vaardig zijn. Dat schrikt af.”
De rol van een wooncoach is om senioren hierbij te begeleiden, op alle denkbare manieren. „Als iemand zich bij ons aanmeldt gaan we eerst in gesprek om erachter te komen wat de wensen en de mogelijkheden zijn. We helpen als dat nodig is bij de inschrijving bij Woningnet. We leggen uit hoe het werkt. Dat aanbiedingen voor een woning bijvoorbeeld via e-mail binnenkomen, en dat je snel moet reageren, dus dat je wel regelmatig je mail moet lezen.” Het komt zelfs voor dat een wooncoach die taak op zich neemt.
Voor huurders is het inschakelen van een wooncoach gratis. Voor eigenaren van een koopwoning verschilt dat per gemeente. „Dat heeft tot gevolg dat die groep minder vaak bij ons aanklopt. Niet omdat we hen niet zouden kunnen helpen, maar omdat ze het geld er niet voor hebben. Veel ouderen moeten rondkomen van de AOW met nog een klein pensioentje. De hypotheek is misschien wel afgelost, maar daar heb je niets aan zolang je je huis niet verkoopt.”
Ruis vertelt dat ze ook weleens samen met een makelaar bij een cliënt op bezoek gaat. „Dan hoeft iemand maar één keer z’n verhaal te doen. In zo’n gesprek gaat het er dan bijvoorbeeld concreet over wat het best is: eerst het huis verkopen of eerst iets huren?” Als een huis bijna hypotheekvrij is, en de vaste lasten laag zijn, is het vaak het handigst om eerst nieuwe woonruimte te hebben. Maar als iemand hoge maandlasten heeft, ligt dat ingewikkelder. „Over dat soort dilemma’s denken we dus ook mee.”
Dorpscoach
Mensen die bij het ouder worden tegen problemen aanlopen wat betreft wonen, kunnen wellicht een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Elke gemeente heeft hiervoor een zogenaamd WMO-loket, waar burgers met hun vragen terechtkunnen.
Gerdien te Biesebeek werkt als WMO-consulent voor WIJ Groningen, onderdeel van de gemeente Groningen. Ze is daarnaast dorpscoach in het dorp Ten Boer. „Vooropgesteld: het is niet zo dat wij voor alle problemen een oplossing kunnen bieden. Daarvoor is het budget waarmee we moeten werken niet toereikend. Maar we denken graag mee, ook in een vroeg stadium. Twee belangrijke vragen daarbij zijn: wat kan iemand zelf doen? En: wat wil iemand zelf? Want als een cliënt zegt dat hij, als hij niet meer naar boven kan, wel een bed in de woonkamer laat zetten, is dat natuurlijk zijn goed recht.”
Alleen over woondilemma’s praten helpt soms al. „Ik ging een keer op bezoek bij een oudere dame die in een heel mooi huis woonde. Ze had al een slaapkamer beneden, maar dubde over de vraag of ze niet ook beneden een badkamer moest laten aanleggen. Op een gegeven moment vertelde ze dat haar dochter ver weg woonde. Ik vroeg haar of ze niet liever zou verhuizen naar die omgeving. Dat was een nieuw gezichtspunt, waar ze over na zou gaan denken.”
In de praktijk heeft Te Biesebeek regelmatig met crisissituaties te maken. „Dan belt er bijvoorbeeld een kind omdat zijn moeder is gevallen en iets heeft gebroken. Wat moeten ze nu doen? Ik probeer dan altijd een gesprek te regelen met degene die het betreft en de kinderen. De vraag wat wijsheid is heeft ook te maken met hoe de familie erin staat. En wat die kan en wil doen.”
Ieder contact is anders, iedere situatie is ook weer verschillend. „Daar probeer ik altijd goed naar te luisteren. Hoe zelfredzaam zijn mensen? En wat is het echte probleem?”
Als voorbeeld vertelt de WMO-consulent over een casus waarbij een man een traplift in huis wilde laten installeren toen zijn vrouw uit het ziekenhuis weer naar huis zou komen. „Tijdens het gesprek bleek dat hij bang was dat ze van de trap zou vallen. Maar zijn vrouw wilde helemaal geen traplift. Ze raakte al in paniek bij de gedachte.” De oplossing was in dat geval dat er een extra trapleuning werd bevestigd.
Drempelhulp
Het inkomen is bij de WMO geen criterium, vertelt Te Biesebeek. „Daar mogen we niet naar vragen. Maar als mensen het geld hebben, kiezen ze er vaak voor om zelf voor aanpassingen in huis te betalen. Dat gaat in veel gevallen ook sneller. Als ik een aanvraag indien, gaan er weken overheen. Stel dat zo’n traplift wordt toegewezen, dan ben je vanaf de aanvraag algauw twee, drie maanden verder.” Wie zelf een bedrijf in de arm neemt, is waarschijnlijk eerder klaar. „Ik zou wel altijd twee offertes opvragen”, adviseert Te Biesebeek.
Ook bij eenvoudige aanpassingen in huis nemen mensen in de praktijk vaak zelf het initiatief. „Drempelhulpen en beugels voor in de badkamer zijn gewoon bij een bouwmarkt te koop. Voor hulpmiddelen heb je ook webwinkels, bijvoorbeeld tomzorgt.nl.” In veel gevallen blijken de kosten daarvan geen bezwaar te zijn. „En als dat wel zo is, passen we daar een mouw aan. In Ten Boer is een vrijwilligersorganisatie die kan worden ingeschakeld om dergelijke voorzieningen aan te brengen.”
Te Biesebeek adviseert ouderen, ook mensen met een eigen huis, om zich bijtijds in te schrijven bij de woningbouwvereniging. „Neem de regie! Als je ingeschreven staat, kom je op een gegeven moment in aanmerking voor een seniorenwoning. Voor zo’n inschrijving betaal je elke maand een bedrag, dat is waar. Maar als je niet staat ingeschreven, bouw je ook niets op.” En dan sta je met lege handen als verhuizen op een gegeven moment noodzakelijk wordt omdat de huidige woning bijvoorbeeld te veel opstapjes heeft.
De meeste senioren denken weleens na over de vraag of hun huis geschikt is om er oud in te worden, is de indruk van Marcel Sturkenboom. Hij is directeur van KBO-PCOB, de grootste seniorenorganisatie van Nederland. Of er na dat denkproces ook concrete stappen worden gezet, hangt af van de leeftijd, de persoonlijke omstandigheden en het inkomen. En, niet te vergeten, de woningmarkt.
„Vijftigers of zestigers realiseren zich op een gegeven moment dat hun huis, bijvoorbeeld als de kinderen zijn uitgevlogen, wel erg groot is.” Leeftijd of levensfase kan een aanleiding zijn om over verhuizen na te denken, bijvoorbeeld naar een woning met een slaapkamer en het sanitair gelijkvloers. Als die al te vinden is. „Veel mensen zijn ook niet zo snel geneigd om te verkassen.”
„Een ander natuurlijk moment om over een beter bij het ouder worden passende woning na te denken is de pensioendatum. Bijvoorbeeld omdat het niet langer nodig is om in de buurt van het werk te wonen. Maar wat mensen zich onvoldoende realiseren is dat ze er dan in koopkracht mogelijk flink op achteruit gaan. Er wordt weleens gedacht dat alle ouderen kapitaalkrachtig zijn, maar dat is echt niet zo. AOW en een pensioentje, daar moeten velen het mee doen.”
Overwaarde
Vooral de leeftijdsgroep boven de 75 is bezig met de vraag of hun huis eigenlijk wel geschikt is om er oud in te worden. Sturkenboom: „Dat is ook wel logisch. Zolang er qua gezondheid niets aan de hand is, ontbreekt de noodzaak om stappen te zetten of aanpassingen in huis aan te brengen.” Wie bijvoorbeeld nog goed uit de voeten kan, gaat niet alvast een traplift in huis laten installeren.
„Anticiperen op onzekere toekomstige gebeurtenissen is ook lastig. Niemand weet met welke lichamelijke beperkingen hij of zij te maken zal krijgen. Maar als seniorenorganisatie proberen we toch het bewustzijn over dit onderwerp te bevorderen en het gesprek vroeg op gang te krijgen. Praat er bijtijds over met je partner, kinderen of vrienden. Of bijvoorbeeld met de huisarts. Wat zou je willen, wat is er mogelijk? Wie een eigen woning heeft, zou bijvoorbeeld een deel van de overwaarde kunnen gebruiken om in huis aanpassingen aan te brengen. Als je niets doet, word je op een gegeven moment door de werkelijkheid overvallen.”
Sturkenboom vraagt zich af of senioren wel voldoende op de hoogte zijn van de mogelijk- heden waar ze gebruik van kunnen maken. „Ik vind dat banken wel wat actiever informatie kunnen verstrekken over het gebruik van de overwaarde van een huis. En ik heb de indruk dat mensen ook het WMO-loket van de gemeente slecht kunnen vinden.”
Op zich is Sturkenboom wel enthousiast over het groeiende aantal technische mogelijkheden die het voor ouderen gemakkelijker of veiliger maken om zelfstandig te blijven wonen. „Denk bijvoorbeeld aan een bewegingsmelder. Zo’n apparaatje houdt in de gaten of de bewoner van een huis wel beweegt. Als dat te lang niet het geval is, slaat het alarm en gaat er iemand kijken.” Bloeddruk of hartslag controleren: dat kan ook op afstand via een tablet. Daar hoeft dus geen zorgverlener meer voor langs te komen.
Maar moderne communicatiemiddelen als tablets en smartphones hebben ook nadelen. „Ze maken het gemakkelijker om contact te onderhouden en om informatie te delen met zorgverleners of kinderen. Maar er kan ook misbruik van worden gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan phishing, waarbij criminelen proberen om inlogcodes te stelen. Als KBO-PCOB proberen we ouderen daar bewust van te maken.”
Gebruik van slimme apparaten is gunstig voor de kosten van de gezondheidszorg. Maar in de beleving van de mensen die ermee te maken hebben kan het ook een verarming betekenen. Als je weinig mensen ziet, is het dagelijkse bezoekje van de thuiszorg wel iets om naar uit te kijken. „Contact via een beeldscherm is heel anders dan iemand die bij je aanbelt”, beaamt Sturkenboom. „Als organisatie maken we ons er daarom sterk voor dat mensen in een buurt meer naar elkaar omzien. Sociale contacten zijn een belangrijk middel tegen eenzaamheid.”