Johnson roept op tot kalmte in Noord-Ierland na onlusten
De Britse premier Boris Johnson heeft opgeroepen tot kalmte in Noord-Ierland nadat een groep jongeren in een pro-Brits deel van de Noord-Ierse hoofdstad Belfast een bus had gekaapt en in brand gestoken. De relschoppers vielen ook de politie aan.
De onlusten zijn de laatste in een reeks die vorige week begon. In de pro-Britse gemeenschap in Noord-Ierland is woede over nieuwe handelsbarrières met de rest van het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de Brexit.
De pro-Britse politieke partij DUP maakt zich ook boos over een politiebesluit om de Iers-nationalistische organisatie Sinn Féin niet te vervolgen na een drukbezochte begrafenis waarbij vorig jaar de coronaregels niet in acht werden genomen. Sinn Féin, ooit gelieerd aan de Iers-nationalistische beweging IRA, verwijt de DUP dat die de spanningen in Noord-Ierland verder op het spits drijft met het verzet tegen de nieuwe handelsovereenkomsten.
De Noord-Ierse politie stelt dat het geweld van de laatste dagen onder invloed van „criminele elementen” is ontstaan, die de aanvallen zouden aanwakkeren. De onlusten van woensdag vonden plaats bij de Shankill Road, in de buurt van een muur die een van oudsher pro-Britse buurt scheidt van een pro-Ierse buurt.
De muur en de vele afscheidingshekken in Belfast werden gebouwd in de decennia van sektarisch geweld, beter bekend als ‘the Troubles’, waaraan met de Goedevrijdagakkoorden van 1998 een einde kwam. „Ik ben diepbezorgd over het geweld in Noord-Ierland”, schreef Boris Johnson op Twitter. „Geschillen los je op met dialoog, niet met geweld of misdaad.”
Zowel de leiders van de DUP als die van Sinn Féin hebben het geweld van de afgelopen dagen veroordeeld. DUP-aanvoerster Arlene Foster haalde in dezelfde tweet waarin ze de pro-Britse jongeren veroordeelde voor de vandalistische acties, echter ook uit naar Sinn Féin, volgens haar „de echte wetsovertreders”.