De zon straalt, het kwik stijgt en voorjaarsplanten bloeien uitbundig. Een jaar geleden ging met het ontwaken van de natuur het coronavirus in slaapstand. Kunnen we dat dit jaar weer verwachten? Een epidemioloog en een viroloog reageren.
Het aantal coronabesmettingen daalde vanaf eind maart 2020 in rap tempo. In de maanden die volgden, bleef het virus zich koesthouden. Tot eind augustus. Toen ging het opnieuw mis. De tweede en derde golf volgden. Ondanks een zware lockdown liet de ziekteverwekker zich de achterliggende winter niet temmen.
Weinig besmettingen in de zomermaanden, torenhoge cijfers in de winter: zo gedragen griep- en verkoudheidsvirussen zich ook. „Griep is een echt wintervirus”, weet epidemioloog prof. Frits Rosendaal. „Na twintig weken is het weg.” Ook sommige onschuldige soorten coronavirussen lijken van de kou te houden. Het huidige coronavirus ook? „Misschien.”
De epidemioloog aan het Leids Universitair Medisch Centrum drukt zich voorzichtig uit. De hoge voorjaarstemperaturen hoeven „niet per se” samen te gaan met een daling van het aantal besmettingen. „De sterke daling van het aantal besmettingen april vorig jaar kan ook het gevolg zijn van de lockdown.” En de lage besmettingscijfers in de zomer dan? „Toen was het aantal reisbewegingen heel laag.”
Ook prof. Menno de Jong, OMT-lid en viroloog aan Amsterdam UMC, weegt zijn woorden op een goudschaaltje. „Naar de zomermaanden toe is een enigszins positief effect op de virusverspreiding wel voor te stellen. Maar het weer is zeker niet de enige remedie. Kijk naar de rest van de wereld. Ook landen met veel zon, zoals Brazilië en Zuid-Afrika, gaan gebukt onder het virus.”
Toch is er wel degelijk een gunstig effect van het weer te verwachten. De Jong: „In de zomer zitten mensen meer buiten. We weten dat daar minder besmettingen plaatsvinden. Dat geldt voor corona net als voor andere luchtwegvirussen.”
Ventilatie
Bovendien ventileren mensen in de zomer beter, vult epidemioloog Rosendaal aan. „Een raam openzetten helpt. Zonder ventilatie blijft een wolk van vochtdeeltjes na een gesprek tussen twee mensen binnenshuis langer hangen.” De Leidse wetenschapper beschouwt de wind, die potentieel gevaarlijke vochtdeeltjes verwaait, zelfs als de belangrijkste verklaring voor het zogenaamde seizoenseffect.
Meer zonlicht betekent meer ultraviolette straling. De Jong: „Mogelijk inactiveert dat virussen op oppervlaktes, waardoor er minder contactoverdracht plaatsvindt.”
Ook houden virussen zoals corona niet van de warmte. De Jong: „Ze vallen dan eerder uit elkaar en verliezen daarmee hun besmettelijkheid.” In de kou kunnen virussen juist urenlang intact blijven.
In de zomer doen mensen meer vitamine D op door blootstelling aan zonlicht. De vitamine is goed voor het afweersysteem, blijkt uit laboratoriumstudies. Verklaart dat een deel van het seizoenseffect? Rosendaal betwijfelt het. „Dan zou je bij andere ziekten, zoals polio of mazelen, ook een seizoenseffect verwachten. Maar dat zien we niet.”
Uit studies kwam naar voren dat ernstig zieke coronapatiënten vaak een tekort aan vitamine D hebben. Preventief vitamine D slikken blijkt echter weinig effect te hebben op corona. „De meeste wetenschappers achten een verband tussen vitamine D-status en de kans op Covid-19 onaannemelijk.”
Rosendaal en De Jong verwachten een beperkt positief effect van de temperatuurstijging. De Jong noemt het „een duwtje in de rug.” „Samen met vaccinatie kan het warmere weer gunstig uitpakken.”