Duitse journalist: Grondrechten gelden ook in tijd van corona
De Duitse journalist Heribert Prantl is een voorvechter van grondrechten. Allang heeft hij kritiek op het lockdownbeleid tijdens de coronacrisis. Ook in de kerken is hij teleurgesteld. In een boek uit hij zijn vrees dat het coronavirus ook de democratie aantast. Ook mensenrechten zitten immers in quarantaine.
Al vaker luidde Prantl de noodklok dat de grondrechten werden ingeperkt. Maar de politici beweerden dat het nodig was, omdat dit de enige manier was om de pandemie onder controle te krijgen.
Prantl: „Grondrechten heten zo omdat ze ook gelden in tijden van nood en catastrofe. We hebben nu te maken met de ernstigste en meest verregaande beperking van de grondrechten na de Tweede Wereldoorlog. De maatregelen tegen corona gaan ook verder dan volgens de noodwetten mogelijk zou zijn. Daarnaast wordt het parlement veel minder betrokken dan de bedoeling was.
Natuurlijk is het mogelijk om fundamentele rechten in te perken. Als dat de essentie maar niet aantast. Maar dit is precies het probleem: als winkels, restaurants, culturele instellingen worden gesloten, verliezen honderdduizenden mensen hun inkomen. De algemene en ingrijpende inbreuk op de grondrechten door verboden, avondklok en bedrijfssluitingen zijn riskant.
Er wordt te weinig gevraagd hoe effectief, proportioneel en noodzakelijk deze ingrepen zijn. Mij gaat het erom: als de grondrechten worden beperkt, doe dat dan alsjeblieft minder generaliserend, maar veel meer doelgericht dan tot nu toe.”
Half januari sprak de districtsrechtbank van Weimar een man vrij die de contactbeperkingen had overtreden. Volgens de rechtbank was de lockdown niet proportioneel en zelfs ongrondwettelijk. Hoe ziet u dat vonnis?
„Het was een oordeel van de lagere instantie. Dat moet door de rechtbank op deelstaatniveau verder worden onderzocht. Het is goed en belangrijk als de rechterlijke macht maatregelen grondig onderzoekt en daarmee zijn rol als derde macht vervult. Het zou goed zijn als er binnenkort een uitspraak van het grondwettelijk hof zou komen. In de jaren vijftig verstrekte dat hof nog adviezen over moeilijke juridische kwesties. Dat is afgeschaft. Maar in deze pandemie heb ik gewenst dat zoiets nog kon: een oordeel van de hoogste rechtbank over de beperkingen van de grondrechten. Dan had je al snel duidelijke richtlijnen gehad.”
U hebt de coronacrisis eens vergeleken met terreurdreiging, zoals u zegt in de titel van een eerder boek: hoe angst het beleid dicteert. Welke parallellen ziet u?
„Er zijn gemeenschappelijke patronen. Ik werd me hiervan bewust toen er aan het begin van de pandemie tijdelijke wetten werden uitgevaardigd. Tijdelijke regels worden echter makkelijk blijvend. Dat is de ervaring uit de tijd van de RAF, vanaf de tijd van links terrorisme tot islamitisch terrorisme. Eerst worden ze steeds verlengd –dat ervaren we nu al met de pandemie– en daarna wordt de uitzonderlijke wet het nieuwe normaal. Het verschil tussen de terreurwetten en de pandemie is dat terrorisme niet zo dichtbij komt als het gezondheidsrisico van het virus. Daarom is de verleiding groot om nu alles wat je maar kunt bedenken om jezelf te beschermen, te accepteren.”
De dreiging van het virus is reëel en treft een groot deel van de bevolking.
„Dat is waar. Maar de manier waarop de politiek de afgelopen maanden heeft gehandeld, versterkte niet de veiligheid, maar juist de onzekerheid. Ik verwijt politici en epidemiologen dat ze mensen, ondanks de realiteit van het grote virusgevaar, te weinig hoop hebben gegeven.Toen de eerste golf nog rolde, spraken we al van een tweede golf. Er zijn telkens nieuwe beperkingen waar we ons aan moeten houden; het huidige gevaar wordt gevolgd door het nog gevaarlijkere. Wanneer mensen de hoop verliezen, neemt de acceptatie voor de maatregelen af. Dan wordt het echt gevaarlijk.
Daarnaast hoopten de politici maanden dat alles beter zou gaan door de vaccinatie. Maar dan begint vaccinatie met een logistieke ramp. Het tekort aan vaccin is een groot schandaal. Het organisatorische falen van de regering is wat mij betreft een zaak voor een onderzoekscommissie.”
Bent u bang dat onze democratie en grondrechten op de lange termijn worden geschaad door deze pandemie?
„Ja, ik vrees dat de maatregelen rond deze pandemie de blauwdruk worden voor alle rampen die volgen. Het is heel goed mogelijk dat er meer epidemieën komen, of dat er bijvoorbeeld op een klimaatramp wordt gereageerd met soortgelijke massale inperkingen van de grondrechten.”
Is er een manier om dat nog te stoppen?
„Dat hoop ik natuurlijk wel. Daarvoor hebben we journalisten. De persvrijheid is er om de vrijheid te verdedigen. Ik weet hoe gevaarlijk het virus is en dat er inderdaad ongebruikelijke gezondheidsmaatregelen nodig zijn. Maar ik pleit ervoor om de basisrechten te respecteren en duidelijk te maken dat die er niet alleen zijn voor zonnige tijden. Het grote gevaar van deze crisis is mijns inziens dat ze de gedachte schept dat men gerust fundamentele rechten kan opofferen om een probleem het hoofd te bieden.”
Deskundigen hebben de rol van de media bekritiseerd; ze schuren te dicht aan tegen de autoriteiten, doen te weinig onderzoek en komen met te weinig onderwerpen. Wat is uw indruk?
„De journalistieke media werkten goed voor de vroege waarschuwing. Ze treden momenteel op in de rol van het permanente waarschuwingssysteem. Het is volgens mij een probleem dat op piekmoment 70 procent van alle journalistieke inhoud over corona ging en dat alle andere onderwerpen werden opgegeten. Dat geeft een scheef beeld van de werkelijkheid. Corona is natuurlijk erg gevaarlijk. Maar er zijn andere problemen die ook aandacht verdienen. De nevenschade van de anticoronamaatregelen krijgt veel te weinig aandacht.”
Wat moeten de media beter doen?
„Allereerst moet men zich realiseren dat er naast corona andere onderwerpen zijn. En de berichtgeving moet recht doen aan het scala aan wetenschappelijke meningen. Over politieke beslissingen is brede discussie nodig. Onze bondskanselier zegt graag: Er is geen alternatief voor de maatregelen. Telkens als politici dat zeggen, moeten bij journalisten alarmbellen gaan rinkelen.”
U hebt u al eerder zeer kritisch over de kerk tijdens de pandemie uitgelaten.
„Mijn verwijt aan de kerken is dat ze zichzelf te klein maken. Ze protesteerden niet tegen het feit dat terminale mensen afgelopen voorjaar eenzaam en alleen in de klinieken moesten sterven. Ze toonden zich niet verontwaardigd toen de ouderen in de verpleeghuizen werden geïsoleerd. Persoonlijke bijstand is tijdens de pandemie opgeofferd. Maar ik geloof er niet in dat naastenliefde bestaat uit de overmatige navolging van staatsverordeningen.”
Veel gemeenten zijn erg creatief om toch iets van geestelijk leven en gemeenschap mogelijk te maken.
„Dat zeker. Ik ken parochies, pastoors en vrijwilligers die er alles aan hebben gedaan om de kerk niet op te geven, maar om in andere vorm door te gaan. Ik vind het jammer dat het weinig aantrekkingskracht had op de buitenwereld. De openbare kerkelijke verklaringen vol verantwoordelijkheid en naastenliefde klonken toch nogal flauwtjes en aangepast.”
Wat had u verwacht?
„Ik had verwacht dat de kerk zich veel duidelijker zou uitspreken via haar ambtsdragers. Dat ze had tegengesproken dat de staat zo diep ingrijpt in de godsdienst. En ik had graag gezien dat de kerken luider hadden verkondigd dat de maatregelen werkelijk pijn deden, zelfs als ze nodig zijn.
In plaats van te klagen over de vereiste sociale afstand in de crisis hebben de kerken deze opnieuw gedefinieerd als een nieuwe vorm van liefde. Maar schuldhulpverlening, verslavingsondersteuning, advies bij ongewenste zwangerschappen en pastorale zorg bereiken door de telefoon snel hun grenzen. En dan is het voor mij niet genoeg als de raadsvoorzitter van de protestanten zegt dat het nu niet de tijd is voor opstand.
De kerken hadden op zijn minst dit kunnen doen: luid klagen over de ontberingen, een stem geven aan hen die hieronder lijden – de ouders bijvoorbeeld, die niet meer wisten hoe ze thuisonderwijs moesten organiseren.
Aan het begin van de coronacrisis was ik enorm teleurgesteld dat kerken werden gesloten en diensten werden afgelast. De kerken hebben zich te veel overgegeven aan de ontnuchterende werkelijkheid. Soms had ik de indruk dat God alleen was in het huis van God.”
Het lijkt u te storen hoe de kerken zich hebben opgesteld. Waarom is dit zo belangrijk voor u?
„Omdat ik christen ben. En omdat ik verwacht dat de kerk een steun is voor gelovigen in moeilijke tijden. Kerken zijn altijd halteplaatsen geweest, waar mensen wachten tot dingen beter worden. Waar mensen ideeën ontwikkelen voor een betere tijd. Maar waar was nu de hoop, de verkwikking die de kerken hebben gegeven?
”De mens leeft niet van brood alleen” – dit geldt vooral in abnormale tijden. De mens leeft door Gods Woord, zegt Jezus; door woord en aanraking. De vrouw in het bejaardenhuis leeft van het bezoek van haar zoon. De man met de diagnose kanker leeft van het troostende gesprek. De rouwende dochter leeft van het horen van de laatste adem van de moeder. Ik vraag me af: namen de kerken dit serieus toen persoonlijke ontmoetingen tijdens de lockdown zonder blikken of blozen werden verboden?”
Een uitgebreidere versie van dit interview verscheen in februari in het Duitse christelijke mediatijdschrift Pro.