Politiek

Hans Wiegel: Je moet altijd iets voor een ander doen, dat is het leukste wat er is

Een natuurtalent in de politiek met een bovengemiddeld goed gevoel voor humor. De neiging tot overdrijven en jennen is hem niet vreemd. Evenals enige ijdelheid. Hans Wiegel noemt zichzelf „de beste premier die Nederland nooit heeft gehad.”

16 February 2021 18:40
Hans Wiegel. beeld Sjaak Verboom
Hans Wiegel. beeld Sjaak Verboom

Als VVD-coryfee Wiegel de naar buiten slaande voordeur van zijn woning opent, oogt hij broos. Zijn haar zit verward en zijn tred is behoedzaam. Hij draagt geen smetteloos pak of combinatie zoals in zijn gloriejaren, maar een vale spijkerbroek en een slobbertrui.

In het gesprek dat volgt, kan hij soms niet op een naam komen, maar gaandeweg blijkt dat zijn geest nog helder en levendig is. En dat hij als vanouds met passie en humor vertelt.

Zijn gloriejaren liggen ver achter hem. In 1967 kwam hij als broekie van 25 in de Tweede Kamer. Daarna werd hij politiek leider van de VVD, minister van Binnenlandse Zaken en commissaris van de Koningin in Friesland. In 1999 vlamde hij nog eenmaal in wat later ging heten de Nacht van Wiegel. Hij is nog steeds een bekende Nederlander die op gezette tijden van zich laat horen via de media. Eind vorig jaar verscheen een vuistdikke biografie van hem.

Het leven van Wiegel kent ook teleurstellingen. In zijn persoonlijk leven kreeg hij te maken met intens verdriet. Hij verloor –25 jaar na elkaar– zijn eerste en zijn tweede vrouw bij verkeersongelukken. Zelf kreeg hij anderhalf jaar geleden een herseninfarct.

16773614.JPG
Hans Wiegel. beeld Sjaak Verboom

Sinds een aantal jaren woont Wiegel in een eenvoudige woning in het Friese Oudega (SWF). Zijn huis, dat grenst aan een klein meertje, draagt de naam ”Bjusterbaarlijk”, het Friese woord voor verbluffend. Bjusterbaarlijk; dat geldt ook zeker voor het uitzicht over water en weilanden. Wiegels zoon bouwde onlangs een serre aan het huis zodat zijn vader kan genieten van de zon. Op de tafel in de woonkamer staat een asbak met daarin een halfopgebrande sigaar.

Wat doet u de hele dag?

„Om vijf uur, halfzes sta ik op. Dan neem ik een kop koffie en een klein sigaartje en ga de kranten lezen. Daar ben ik best een poosje mee bezig. Dan bel ik met mijn secretaresse over van alles en nog wat. Meestal komt er ’s morgens en ’s middags bezoek. Ik nodig alleen leuke mensen uit.”

Hoe komt het dat u niet, zoals veel andere oud-politici, in de vergetelheid raakte?

Wiegel buigt zich iets voorover, kijkt over zijn bril en zegt met een brede grijns: „Dat is geheim.” Om er direct aan toe te voegen: „Het ging eigenlijk vanzelf. Toen ik als commissaris van de Koningin in Friesland aantrad, belden vroegere collega’s op om te vertellen wat er in politiek Den Haag allemaal misging. En dan kreeg ik de vraag om daar iets van te zeggen. Altijd toe bereid, nietwaar?”

Wilde u nog een achterdeurtje naar Den Haag openhouden?

„Ik kende vanuit mijn Haagse tijd veel journalisten. Zo’n 80 à 90 procent van hen was zo rood als een kroot, maar dat kon mij niets schelen. Als de borreltijd aanbrak in perscentrum Nieuwspoort, begaf ik mij tussen de journalisten. Ik was toen nog vrijgezel. Ik dronk een glas en sloeg stevige rechtse taal uit om te kijken hoe kwaad ze zouden worden. Daar ontstonden ook vriendschappen en zo werd en word ik nog geregeld gebeld met de vraag wat ik van iets vind.”

Waarom hebt u in het begin van de jaren zestig niet uw universitaire studie politieke en sociale wetenschappen afgerond?

„Ik raakte betrokken bij de JOVD, de jongerenafdeling van de VVD. Van het een kwam het ander en zo kwam ik op 25-jarige leeftijd in de Tweede Kamer. Ik weet nog dat CHU-Kamerlid freule –eh, hoe heette ze ook alweer?– Wttewaal van Stoetwegen naar me toe kwam. Zij zei: „Jongen, weet je wel wat je doet?” Ik antwoordde: „Nee, freule.” Zij adviseerde: „Maak je studie af, anders ben je straks gesjeesd politicus én gesjeesd student.” Ik heb me toen vol overgave op de politiek gestort.” Na een kleine stilte en een twinkeling in zijn ogen: „Ik heb nog jaren gehoopt op een eredoctoraat, maar dat is er nooit van gekomen.”

16773618.JPG
„Ik heb nog jaren gehoopt op een eredoctoraat, maar dat is er nooit van gekomen.” beeld Sjaak Verboom

Maar u bent ook geen intellectueel…

Wiegel steekt zijn halfopgebrande sigaar op. „Je hebt tal van mensen die wel hun universitaire studie hebben afgerond en toch geen intellectueel zijn. Ook het omgekeerde komt voor. Ik ben inderdaad geen intellectueel, maar een praktisch bestuurder. Dat past bij mijn karakter.”

Vanwaar die liefde voor de politiek?

„Met mijn gymnasiumklasgenoten ging ik ooit vanuit Hilversum drie dagen naar Rotterdam. Daar sprak prof. Oud. Dat was fan-tas-tisch. Hij was toen 75 of zo. Ik werd lid van de VVD toen ik het toenmalig Tweede Kamerlid Haya van Someren een gloedvol betoog hoorde houden over het feit dat iedereen gelijke kansen in het onderwijs moest krijgen, ongeacht stand, status of inkomen van ouders. Daar was ik het roerend mee eens. Ik kwam in het hoofdbestuur van de JOVD en werd zelfs voorzitter. Ik vond het allemaal geweldig. Toen zeiden twee VVD’ers: Wil jij Kamerlid worden? Daarvoor kreeg ik steun van het partijbestuur. Zo is het balletje gaan rollen.”

Kwam de politiek ter sprake in het gezin waarin u opgroeide?

„Nooit. Mijn vader vond politici een stelletje zwendelaars. Later is hij VVD gaan stemmen. Het meubelmakersbedrijf dat hij na de oorlog opzette, groeide naar twintig man personeel. Ik groeide op in een ouderwets gezin waar vader voor de kost zorgde en moeder voor het huishouden en de kinderen. Ik vond dat best prettig. Ik was zeer op mijn ouders gesteld.”

U bestreed het kabinet van de PvdA’er Den Uyl te vuur en te zwaard. Waarom?

„Ik heb niets met het socialisme. De strijd met Den Uyl vond ik prachtig. En Den Uyl vond dat zelf ook. Je kunt pas echt iemand heel hard aanpakken als de ander weet dat je op hem bent gesteld. Dat is het vak. Zo ging dat ook tussen Den Uyl en mij.”

Wat vindt u van het huidige politieke klimaat?

„Dat is hard. Ik krijg kriebels van die jongen van GroenLinks, hoe heet hij ook alweer? O ja, Jesse Klaver. Zaterdag schrijf ik een stukje over hem in De Telegraaf. Ik heb het al klaar. Zal ik het even voorlezen?”

16773617.JPG
„Ik heb niets met het socialisme. De strijd met Den Uyl vond ik prachtig. En Den Uyl vond dat zelf ook.” beeld Sjaak Verboom

Wiegel loopt naar de andere kant van de tafel, pakt een stapel papier en citeert uit eigen werk: „Jesse Klaver, die zich eerder als komende minister-president neerzette, is weggezakt. Weet u nog dat hij de belofte deed dat iedere jongere op zijn achttiende verjaardag zomaar 10.000 euro zou krijgen? Holle praat, je hoort er niets meer over. Alleen een grote mond.” Ik plaag graag.”

U noemt zichzelf een conservatief liberaal. Wat is dat precies?

„Dat is niet zo ingewikkeld. Je moet niet alles willen veranderen. Dat willen mensen niet. Bestuur de boel een beetje netjes. En neem een aantal verstandige besluiten. Graag niet van die grote verhalen, net als de PvdA vroeger. Het bestaande vernieuwt zich vanzelf.

Luisteren naar het volk, dat moeten politici doen. Toen ik net Kamerlid was, woonde ik in Amsterdam, in de Jordaan. Ik kwam geregeld bij café Chris, geleid door tante Mijntje en tante Ria. Tussen alle communisten die daar kwamen, zat ook ene Piet, een stratenmaker. Die zei tegen mij: „Weet jij waar je eens aan moet denken? Ik sta ’s morgens vroeg op en ga met mijn broodtrommeltje onder de snelbinder op de fiets weg. Dan kijk ik nog even om en zie daar die slampamper die boven mij woont nog op zijn bed liggen. Die doet niets en die mankeert ook niets, maar hij krijgt wel een uitkering. Daar moet jij eens wat aan doen.” Zo heb ik dat issue van het misbruik van sociale voorzieningen op de politieke agenda gezet. De linkse partijen waren daarover zeer verontwaardigd; ze ontkenden het.”

U liet zich bij de sluiting van het parlementaire jaar als minister met paard en koets naar het Binnenhof vervoeren. Hebt u de hang naar pracht en praal van oud-militair opa Smolenaars?

„Dat zou best kunnen. Hij was een KNIL-militair; mijn moeder is geboren in Indië. Opa ging met zijn veertigste met pensioen, in de kracht van zijn leven. Hij hield erg van show en vond al die kostuums prachtig. Zo ging hij ook naar de kerk.

Ik heb mijn opvolger, de PvdA’er Van Thijn, eens een poets gebakken. Die wilde net na zijn aantreden niet meer met de koets, maar met een eenvoudige auto het parlementaire jaar sluiten. Ik mocht dat nog regelen als minister. Toen heb ik voor hem de grootste luxe auto geregeld die er in de Koninklijke Stallen aanwezig was, inclusief een aantal motoragenten voor de begeleiding. Ik zie Van Thijn nog binnenkomen met zo’n rood hoofd. Ik stond hem bulderend van de lach op te wachten.”

Bij waardering voor traditie hoort ook waardering voor religie, in het bijzonder het christendom. Hoe staat u daarin? U was de enige minister die bij de beëdiging in 1977 de gelofte aflegde en niet de eed.

„Mijn ouders zijn wel in de kerk getrouwd. Mijn vader deed niet zo veel aan het geloof. Maar mijn oma had tegen mijn moeder had gezegd: Als jullie in de kerk trouwen, dan krijgen jullie een bed van ons. Zo gezegd, zo gedaan. Ik werd door mijn ouders geacht naar de zondagsschool te gaan. Maar van het geld dat ik kreeg voor de collecte, reisde ik met de tram door Amsterdam. Ik ben er –denk ik– drie keer geweest.” Zijn sigaar dooft.

Bidt u weleens?

„Jazeker. Als je in moeilijke situaties komt –ik heb er een paar meegemaakt; ik heb tweemaal een vrouw verloren– dan hoop je toch dat het goed gaat, vooral met de kinderen. Het woord bidden gebruik ik misschien niet zo vaak, maar daar is wel de roep om hulp: „Help me alstublieft!”

Een schreeuw omhoog?

„Ja. Ik kijk ook op zondag graag naar de televisie en zie soms dat mensen het God kwalijk nemen als ze een geliefde moeten missen. Maar in mijn visie gaat God niet over ongelukken.”

Bidt u nu ook nog weleens?

„Als het moeilijk is. Maar ik vraag nooit wat voor mezelf, altijd voor anderen.”

Op zondag luistert en kijkt u ook graag naar samenzang van de EO, zo staat in een blad van de RMU.

„Zeker. Dat vind ik fantastisch. En dan zing ik zelf ook mee. Dan kijk ik ook hóé die ouderen en jongeren daar zingen.”

Wat doet dat met u?

„Ik vind het mooi dat dat gebeurt en dat er mensen zijn die dat geloof hebben. Ik geloof ook in een sturende hand in mijn leven. Zelf word ik ouder en zie mensen om me heen wegvallen. Dat is verdrietig. Dan probeer ik degenen die achterblijven te steunen door met hen te praten.”

En voor hen te bidden?

„Ja. Op mijn manier.”

Wiegel steekt weer de brand in zijn sigaar: „Als ik er op een gegeven moment niet meer ben, dan mag ik van de pastoor alhier vanuit de kerk begraven worden. Dat heb ik gevraagd. Kijk, (Wiegel wijst naar de keuken, GV) daar staat een kaart met de afbeelding van de paus. Hij is een goed mens. De pastoor is een vriendelijke man die mij af en toe vraagt om de jongelui van de kerk toe te spreken. Dat doe ik graag. Je moet altijd iets voor een ander doen, dat is het leukste wat er is. Voor mijzelf hoeft er niets te gebeuren.”

16773615.JPG
„De pastoor is een vriendelijke man die mij af en toe vraagt om de jongelui van de kerk toe te spreken. Dat doe ik graag. Je moet altijd iets voor een ander doen, dat is het leukste wat er is. Voor mijzelf hoeft er niets te gebeuren.” beeld Sjaak Verboom

Nog een onderwerp: de Nacht van Wiegel…

„Die was top, hahaha. Het ging over de invoering van een referendum. Daarvoor moest in de Eerste Kamer een tweederdemeerderheid zijn; het ging om een wijziging van de Grondwet in tweede lezing. Vanaf het begin heb ik gezegd dat ik tegen was; dat stond in het VVD-verkiezingsprogramma.”

Had uw tegenstem ook iets van een zoete wraak? U had diverse pogingen in het werk gesteld om weer partijleider te worden, maar de VVD-leiding blokkeerde dat steeds.

„Nee, zeker niet. De fractie in de Senaat werd onder druk gezet om voor de wet te stemmen. Maar ik had besloten tegen te stemmen en me door niets en niemand van mijn standpunt af te laten brengen. Het was van tevoren echt niet zeker dat ik precies degene was die de doorslag zou geven. Met wraak heeft het niets te maken. Maar ik vond het wel fantastisch dat het gebeurde.”

Hebt u ergens spijt van gehad?

Het blijf even stil. Dan: „Nee. Mijn leven was geen carrière. Ik ben altijd gevraagd voor functies. Het kwam op mijn pad.”

Waar kijkt u met tevredenheid op terug?

„Ik heb verdriet gekend, maar was ook erg gelukkig met de twee vrouwen met wie ik was gehuwd. En ik ben blij met mijn twee kinderen. En niet minder met mijn twee kleinkinderen. Die zijn tien en acht jaar. Met de kerstdagen zag ik ze weer. Die kleine dames zijn heel pienter. Een vriendinnetje zei tegen een van de twee, die luistert naar de naam Feline: „Jij hebt geen opa, hè? Toen antwoordde Feline: „Nee, maar wel een pake.” (Het Friese woord voor opa, GV.) „Wat is dat?” „Nou, dat is een soort opa.” Zegt dat vriendinnetje: „Is hij leuk?” Antwoordt Feline: „Mijn pake is heel lief en hij is ook een beetje gek.” Beter had ze het niet kunnen zeggen.”

Meer over
Het Gesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer