Buitenland
Slaven bouwden het huis van het Amerikaanse volk

De ambtswoning van de Amerikaanse president moet grandeur hebben, maar dient tegelijk het huis van het Amerikaanse volk te zijn. Dat heeft bouwers en beheerders van het Witte Huis altijd voor ogen gestaan. Geen paleis, maar toch een optrekje waarvoor een wereldleider zich niet hoeft te schamen.

Het Witte Huis met het bekende adres 1600 Pennsylvania Avenue, Washington DC. beeld iStock
Het Witte Huis met het bekende adres 1600 Pennsylvania Avenue, Washington DC. beeld iStock

In ieder geval was de beroemde Britse schrijver Charles Dickens niet erg onder de indruk van de ambtswoning toen hij in maart 1842 de Amerikaanse president John Tyler opzocht. Het Witte Huis deed hem bepaald niet denken aan een paleis. Het leek naar Dickens’ oordeel meer op een Engels clubhuis, maar dan „met het ongemakkelijke gevoel dat het gebouw vrij nieuw is en er nog niet echt in is geleefd.”

Tot verbazing van Dickens deed niemand open toen hij de klopper op de voordeur liet vallen. Hij moest zelf zijn weg door het gebouw naar het kantoor van de president zien te vinden. De Brit passeerde zalen en kamers die vooral gevuld waren met mensen die daar rondhingen zonder iets nuttigs te doen. Het ergerde Dickens dat verschillende heren de smerige gewoonte bleken te hebben om geregeld op de grond te spuwen. Hij hoopte daarom dat het huishoudelijk personeel van het Witte Huis goed werd betaald.

George Washington had dit in ieder geval niet voor ogen toen hij met de ontwerper van de stad Washington, Pierre L’Enfant, de eisen voor de presidentiële woning besprak. Het moest een ‘gewoon’ huis zijn dat tegelijk paste bij de allure van het ambt. Zo wilde de eerste president van Amerika het. Niet protserig, geen overdreven luxe, maar solide en voornaam. Extra voorwaarde was dat de kosten binnen de perken bleven. Washington zag daar gedurende de bouw zelf op toe.

Prijsvraag

Samen met de minister van Binnenlandse Zaken, Thomas Jefferson, schreef Washington een prijsvraag uit waaraan in totaal negen architecten meededen. Een van de inzenders was de minister van Binnenlandse Zaken zelf, zij het dat deze zich bediende van een pseudoniem.

De competitie werd gewonnen door de Iers-Amerikaanse architect James Hoban. Hij kreeg een bedrag van 500 dollar. Bij zijn ontwerp liet hij zich inspireren door het Leinster House, een achttiende-eeuws landhuis in Dublin waarin het Ierse parlement bijeenkomt.

De eerste steen voor de woning van de president werd gelegd op 13 oktober 1792. De bouw duurde acht jaar, voor een belangrijk deel uitgevoerd door Afro-Amerikanen die als slaven te werk werden gesteld. Zij waren het die in de steengroeven van Aquia (Virginia) de ruwe brokken zandsteen uithakten en ze vervoerden naar het terrein voor het Witte Huis. De grote stenen werden daar passend gemaakt. Vervolgens hesen de slaven die met dikke touwen en grote katrollen op hun plaats.

Op 1 november 1800 nam de tweede Amerikaanse president, John Adams, als eerste intrek in het Witte Huis. Zijn verblijf aldaar was echter van korte duur, want een paar weken later verloor hij de presidentsverkiezingen. Hij moest in maart 1801 plaatsmaken voor Thomas Jefferson.

Adams was enthousiaster over de nieuwe ambtswoning dan zijn vrouw Abigail. Toen ze voor het eerst naar haar nieuwe huis ging, mopperde ze ontzettend. Er was geen fatsoenlijke weg, geen verlichting. Ze had in het donker uren door de modder moeten ploeteren om de woning te bereiken. Aan haar dochter schreef ze dat het huis koud en nat was. Ze klaagde dat er eigenlijk nog niets af was. „De ontvangstkamer (de huidige East Room, WBK) gebruik ik als washok om kleding te drogen.” Abigail was maar wat blij dat ze al in het voorjaar van 1801 terug kon naar de familieboerderij in de staat Massachusetts. Ze wist haar man zover te krijgen dat hij niet eens wachtte om de inauguratie van zijn opvolger bij te wonen. Ze had schoon genoeg van het leven in de ambtswoning.

In brand

De aanvankelijke naam van het woonhuis van de president was Executive Mansion, maar al na enkele jaren werd het in de volksmond het Witte Huis genoemd. Volgens een legende kreeg de woning deze naam nadat de Engelsen in augustus 1814 de stad Washington veroverden en veel gebouwen in brand staken. Het pand overleefde deze brand maar was wel gehavend. Op de muren zaten tal van schroeiplekken. Om die weg te werken zou er witte verf zijn gebruikt. Erg waarschijnlijk is dit verhaal niet, want al in 1811 spreekt een bron van het Witte Huis. Officieel kreeg de ambtswoning die naam pas in 1901. Tegenwoordig staat de uitdrukking ”het Witte Huis deelt mee” synoniem voor ”de president heeft besloten”.

De oorspronkelijke ambtswoning bestond uit het middengedeelte van het huidige gebouw. Later is het fors uitgebreid tot het monumentale pand dat er nu staat. Het Witte Huis telt zes bouwlagen. Wie het van buitenaf bekijkt, denkt echter dat het gebouw slechts drie verdiepingen hoog is. Dat is gezichtsbedrog. Twee bouwlagen zijn voor het oog verborgen tussenverdiepingen. De andere verdieping zit onder de grond, waar ook de schuilkelders te vinden zijn. Op de begane grond zijn de vertrekken voor de officiële ontvangsten; de presidentiële familie heeft de tweede en de derde bouwlaag tot haar beschikking. In 1902 werd de westvleugel gebouwd, waar ook de Oval Office van de president en de werkruimtes van zijn staf zijn te vinden. In 1942 liet president Roosevelt de oostvleugel bouwen. Daar zitten nu onder andere de stafmedewerkers van de first lady.

Ingrijpende renovatie

Verschillende presidenten hebben in de loop van de tijd geprobeerd het gebouw te verbeteren of te verfraaien. President Truman gaf kort na de Tweede Wereldoorlog opdracht tot een ingrijpende renovatie, nadat zijn vrouw tijdens een feestje zag dat een enorme kroonluchter aan het plafond, zo groot als een forse koelkast, hevig heen en weer slingerde. Oorzaak? Haar echtgenoot nam een verdieping hoger een bad. Kort daarop zakten tijdens het spelen de poten van de piano door de vloer van de woonkamer. Daarom werden de houten binten vervangen door stalen kolommen en de houten vloeren door beton.

Het was vooral Jackie Kennedy die begin jaren zestig van de vorige eeuw het interieur een enorme facelift gaf. Kort na haar verhuizing naar het Witte Huis beschreef ze het interieur als „de inrichting van een slonzig hotelletje met spullen uit de januari-uitverkoop.” Binnenhuisarchitecte Sister Parish kreeg opdracht om het huis „te reinigen van de vele gruwelen”, waaronder Jackie bijvoorbeeld de enorme victoriaanse spiegels rekende. In plaats van allerlei snuisterijen en alledaagse meubelen wilde ze alleen „functionele versieringen” en meubels van museumkwaliteit.

Genodigden

Door het toedoen van de 32-jarige first lady werd het eertijds saaie interieur modieus en elegant. Mede daardoor kreeg het Witte Huis de allure die wellicht George Washington voor ogen stond. Maar daarom is de ambtswoning van de president minder het huis van het volk geworden. Dat hoeft misschien ook niet meer. Want een bezoek aan het huis van de president is vandaag de dag alleen nog aan speciale genodigden voorbehouden. Sinds de aangescherpte veiligheidsregels als gevolg van terreurdreiging is het gebouw voor het publiek gesloten.

Serie: Op weg naar het Witte Huis

Serie artikelen in de aanloop naar de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president. Deel 2: de ambtswoning.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer