Verzorgende Maria Vroegindeweij zag vijf bewoners overlijden in vijf weken tijd
Voor verzorgende Maria Vroegindeweij (45) verliep 2020 heel anders dan gedacht. Op haar woongroep met mensen die lijden aan dementie breekt in maart corona uit. In vijf weken overlijden vijf bewoners. In een dagboek blikt de ‘coronazuster’ terug.
Het begint met één bewoner die koorts en een akelig hoestje heeft. Al gauw volgen er meer. Aan de start van de coronapandemie, als het land net op slot gaat, sluipt het coronavirus ongezien woonzorgcomplex Nieuw Rijsenburgh in Sommelsdijk (onderdeel van CuraMare) binnen. In een mum van tijd zijn alle bewoners van de woongroep besmet. Vroegindeweij en haar collega’s draaien overuren om, in beschermende kleding, de mensen zo goed mogelijk te helpen. Dat dat niet altijd makkelijk is, blijkt uit het dagboek dat de verzorgende in deze periode bijhield. Al eerder verschenen fragmenten hieruit in regionale en landelijke media; halverwege december kwam het uit in boekvorm.
Met ”Zuster, wat zie jíj er raar uit!” (uitgeverij Aspekt, Soesterberg; verkrijgbaar via pgcoronazuster.com) wil Vroegindeweij ouderen een stem geven in deze coronatijd. „Zelf kunnen ze dit vaak niet”, schrijft ze in het voorwoord. „Hoe mooi is het dat een ander dit voor hen doet.”
De Flakkeese beschrijft gedetailleerd hoe corona rondgaat op de woongroep voor mensen met dementie van Nieuw Rijsenburgh. Van de machteloosheid die de zorgmedewerkers voelen bij bewoners die snel achteruit gaan, tot aan de ontroerende laatste momenten waarin de familie afscheid komt nemen.
Haar woongroep verliest in vijf weken tijd vijf bewoners. Zelf noemt ze het overlijden van een vrouw van wie alle medewerkers veel hielden het heftigste dat ze meemaakte. „Het overlijden van een bewoner raakt je natuurlijk altijd, maar deze vrouw verbleef al lang op de groep. Een bijzonder iemand. Mensen overleden ook veel sneller dan normaal. Deze vrouw was relatief gezond, maar overleed binnen een paar weken.”
Zaterdag 28 maart
We lopen nog even naar haar kamer waar ze (gelukkig) in alle rust ligt, zonder benauwdheid, zo vredig, zo lief. Een zacht muziekje klinkt op de achtergrond en een enkele zonnestraal verlicht de kamer. En weer raakt het me. We raken haar kwijt.
Na zo’n heftige dienst kruipt Vroegindeweij thuis achter de laptop, om op te schrijven wat ze die dag heeft meegemaakt. Soms om twaalf uur ’s nachts nog. „Het was ook een manier om van me af te schrijven, mijn emoties kwijt te raken.”
De dagboekfragmenten plaatst ze tijdens de eerste golf geregeld op CuraNet, het intranet van CuraMare. Collega’s geven aan het fijn te vinden om nog eens terug te kunnen lezen. Zelf pakt ze haar dagboek er ook nog weleens bij. „Pas achteraf denk ik: het was heel pittig. Nu snap ik dat mensen het boek af en toe even opzij moeten leggen.”
Zetpil
Hoe heftig de diensten ook waren in de eerste coronagolf, grappige momenten waren er ook. „Die heb ik bewust een plek gegeven”, zegt Vroegindeweij. „Zo maak ik het verhaal compleet en voorkom ik dat het te zwaar wordt. Bovendien kan ik zo een indruk geven van ons gewone werk met mensen die lijden aan dementie, dat ook zonder corona al pittig is.”
Woensdag 1 april
Mijn collega heeft het over de dienst van gisteren dat de zetpil niet uit de verpakking wilde. Na enig gewurm schiet dat ding met een noodgang richting het plafond. Ze kwamen niet meer bij. Ik zie het helemaal voor me en schiet enorm in de lach. Wat heerlijk dat we zulke momentjes hebben met elkaar, op deze manier houden we het ook vol.
Een van de dingen die de coronaperiode extra lastig maakt, is dat mensen met dementie de regels niet begrijpen. Zo is het voor Vroegindeweij en haar collega’s onmogelijk een bewoner die wellicht besmet is –een „verdacht persoon”– in zijn of haar kamer te houden. Ze willen de huiskamer in. Afstand houden is eveneens niet haalbaar. En leggen ze uit waarom alles anders is, dan is de kans groot dat een bewoner het even later alweer vergeten is. De spanning op de woongroep loopt daardoor soms hoog op. Hoe langer de corona-uitbraak duurt, hoe lastiger de situatie wordt.
Zaterdag 23 mei
Deze dame huilt en schreeuwt alles aan elkaar. Ze kan het maar niet begrijpen en accepteren dat haar zoon bij het raam blijft staan en niet naar binnen mag. De zoon met schoondochter staan beduusd bij het raam, de tranen in de ogen. „Moe”, zegt hij, om haar gerust te stellen, „ik ga het bespreken met de dokter hoor. Misschien een volgende keer dat ik weer naar binnen mag.” Wij vinden het zo ontzettend sneu voor hen, we weten hoe gevoelig de zoon is, en als hij later naar huis gaat hebben we het erover dat hij nu hoogst waarschijnlijk huilend in de auto zit. Dat doet zo’n pijn van binnen dat het me gewoon bijna te veel wordt. De tranen schieten in mijn ogen.
Ondertussen houdt ook de maatschappij de zorgcentra in de gaten. Enerzijds worden de zorgmedewerkers als helden gelauwerd, anderzijds zingt in de media het vermoeden rond dat een kerkdienst in Nieuw Rijsenburgh de bron van de coronabesmettingen zou zijn. Later blijkt uit onderzoek van onder meer het Erasmus MC dat dit niet klopt, maar de negatieve berichtgeving is dan al een feit. Vroegindeweij is er nog steeds niet over te spreken. „Je moet mensen in die periode geen schuldcomplex aanpraten. Het is al moeilijk genoeg wat we meemaken. Wij wezen ook niet naar carnaval.” De verdachtmakingen beïnvloeden haar werk niet, maar ze spreekt er wel geregeld over met haar collega’s.
Op donderdag 28 mei is de woongroep van Vroegindeweij eindelijk coronavrij. Dat betekent dat alle bewoners terug mogen naar hun eigen plek en dat eindelijk schort, spatbril, mondkapje en handschoenen in de kast mogen blijven. „Ik heb er geen woorden voor”, schrijft ze in haar dagboek. „Ik zou nu allerlei vreugde emoticons hier willen neerzetten. Dat zou nog het beste weergeven hoe ik me voel, en hoe onze collega’s zich voelen.”
Geloof
De Flakkeese moeder van vijf kinderen heeft in de moeilijke maanden troost gevonden in het geloof. Ook dat ze zelf niet ziek is geworden –maar één medewerker uit haar team kreeg corona– ervaart ze als een wonder. „Ik heb dagelijks mijn kracht uit God gehaald. Niet dat ik altijd ervaarde dat God dichtbij was; ik was zo met mijn werk en gezin bezig. Het was meer een zeker weten dat God erbij was. Er waren ook veel mensen die voor ons baden.”
Zondag 5 juli
Als ik boven op de galerij zit met m’n twee zoons en dochter en we luisteren naar het orgelspel van psalm 84 waarvan ik de woorden meelees in mijn Bijbel stromen de tranen onverwachts langs mijn wangen en komen de emoties los. Ik ervaar het alsof ik bij God mag uithuilen, na deze intense periode. Het verdriet en het proces van ziekte, rouw en intensieve zorg lijkt zijn weg te vinden naar buiten. (…) Omdat het raam vlak achter ons open staat (om te ventileren) hoor ik het ruisen van de wind in de bladeren van de kolossale bomen die rondom het kerkgebouw staan en het is alsof God mij troost in de fluistering: Huil nu naar uit m’n kind. Ik ben bij je en Ik ben er al die tijd geweest!
Driekwart jaar na de eerste besmetting zijn de meeste bewoners op de woongroep van Vroegindeweij corona allang weer vergeten. „Dat is een voordeel van dementie. Op het moment dat de familie niet naar binnen mocht, is dat heel erg. Maar een halfuur later is de bewoner het weer vergeten.” Sommigen weten nog wel dat ze ziek zijn geweest en „dat virus” hebben gehad.
Zieke bewoners worden nu geclusterd. Is er het vermoeden van een coronabesmetting, dan blijft zo’n bewoner met een personeelslid op de kamer. Lastig, maar de beste manier om een uitbraak te voorkomen.
Als Vroegindeweij terugdenkt aan die eerste hectische maanden overheersen er vooral gevoelens van barmhartigheid. „Ik vond het fijn om te zorgen voor zieke mensen. Als ik ze zag liggen in bed, met rode wangen van de koorts, bijna niet meer in staat om te reageren, dan kreeg ik het gevoel dat ik deze mensen moest verzorgen en beschermen. De reuring spreekt me aan. Volgens mij zou ik het zo weer doen.”