Familie Simonse verkaste na de oorlog van Walcheren naar de Noordoostpolder
Zelfs de Duitse bezetter was trots op de aanleg van de Noordoostpolder. Anno 2020 is het in dit akkerbouwgebied bij uitstek niet meer vanzelfsprekend dat boerenzonen hun vaders opvolgen.
Een dikke mist ligt als een deken over de kale polder. De grijze grond van de geploegde akkers geeft iets mistroostigs aan het landschap. Maar over een paar maanden staan hier de aardappelen, bieten, graan en uien weer uitbundig te groeien.
Puike grond, lange rechte kavels: het is een lust om boer te zijn in de Noordoostpolder, afgekort NOP. Het hier verbouwde voedsel vindt zijn weg naar consumenten in heel Europa.
Slag om de Schelde
In 1947 gaf de overheid de eerste boerderijen in pacht uit. De gegadigden stonden in de rij maar de selectie was streng. Er kwam één collectieve uitzondering: boeren van Walcheren kregen voorrang. Dat Zeeuwse eiland had in 1944 zwaar geleden onder de slag om de Schelde en onder water gestaan.
Toen het na de oorlog droogviel, werd besloten tot een ruilverkaveling. Een groep van 118 Walcherse boeren maakte ruimte voor collega’s en verkaste naar de NOP. Onder hen Jaap en Jaane Simonse-Kluijfhout uit Aagtekerke. Zij streken met zes kinderen neer op een gemengde boerderij van 14,5 hectare aan de Oosterringweg in Luttelgeest.
Vandaag boert hier kleinzoon Jaco (45), samen met zijn vrouw Neeske Vink (47). Zij hebben vier kinderen: Lennart (21), Janneke (20), Pauline (19) en Bert-Jan (14). Maar of de boerderij ook in handen van de vierde generatie zal komen, is onzeker.
„We hebben de jongens aangeraden om eerst een ander vak te leren”, zegt de boer. De landbouw ligt volgens hem onder vuur, vooral van groene partijen. Maar hij wil niet klagen. „We hebben het goed en daar zijn we dankbaar voor”, zegt Simonse, die met zijn gezin is aangesloten bij de gereformeerde gemeente in Emmeloord.
Bert-Jan heeft op het vmbo gekozen voor het profiel bouw. Hij wil het timmermansvak leren. Lennart is bijna klaar met de opleiding tuinbouw en akkerbouw aan de Aeres Hogeschool in Dronten. „Ik denk dat het lastiger wordt om boer te zijn”, zegt Lennart. „Er zijn zoveel regels waar je aan moet voldoen. Gewasbescherming met chemische middelen wordt steeds moeilijker gemaakt. Ook de verdiensten worden eerder lager dan hoger.”
Het bedrijf van de familie Simonse is dankzij een stoppende buurman in het verleden vergroot naar 23,5 hectare. Maar dat is tegenwoordig te klein om alleen van akkerbouw te kunnen leven.
Inmiddels hebben ze jarenlang ervaring met de kweek van bolbuxus. Naast de bieten, uien, aardappelen en witlofwortels is daarvoor in het bouwplan een lap van 4 hectare gereserveerd. De boompjes moeten zes jaar groeien voordat ze via de bloemenveiling in Aalsmeer hun weg naar de afnemers vinden.
Dat zoeken van nieuwe wegen zit in de familie. Terwijl de grootouders hun geboortegrond achter zich lieten, deed de volgende generatie de koeien weg om zich helemaal toe te leggen op de akkerbouw. Toen Jaco in maatschap met zijn vader ging boeren, en er twee gezinnen van het bedrijf moesten leven, kwamen de bomen erbij. Eerst snijheesters, later de buxus.
Pompoenen
„We hebben ook nog een kwart hectare pompoenen”, zegt Neeske. Ze verkoopt de vruchten aan huis en profiteert daarbij van de stroom toeristen die de Orchideeënhoeve aantrekt. Deze bekende attractie ligt aan de overkant van de weg.
De ontwikkeling van de Nederlandse landbouw is in twee woorden samen te vatten: specialisatie en schaalvergroting. „Uitbreiding in de akkerbouw zie ik niet zitten”, zegt Simonse. „Het werk in combinatie met de boomkwekerij kunnen we nu nog grotendeels met ons eigen gezin rondzetten. Dat houd ik liever zo. Eerst maar eens zien wat de jongens straks willen.”
serie Wederopbouw
Na de bevrijding begint Nederland aan de wederopbouw. Tot vandaag plukken we daarvan de vruchten. Deel 2: voedselvoorziening. Donderdag deel 3.