Arabische lente komt pas na de winter
Chaos heeft de Arabische wereld in zijn greep sinds Mohammed Bouazizi zich tien jaar geleden in Tunesië in brand stak. Op korte termijn valt weinig verbetering te verwachten, maar hoop op een échte Arabische lente blijkt onuitroeibaar.
Weinig beelden laten beter zien welke gigantische veranderingen de Arabische opstanden brachten dan de foto die Khaled Desouki schoot in Sirte, Libië. Het was een bijzondere datum: 10-10-’10. In de Libische kustplaats was een Afrikaans-Arabisch topoverleg. We zien een rijtje staatshoofden van Arabische en Noord-Afrikaanse landen, gebroederlijk bijeen. De belangrijkste leiders onder hen, zonder uitzondering al tientallen jaren aan de macht, poseren welwillend voor een groepsportret.
Het zou de laatste foto van het illustere gezelschap worden. De leiders hadden stuk voor stuk geen idee wat hen, een paar maanden later slechts, boven het hoofd zou hangen.
Nu weten we beter. Hun lot is maar al te goed bekend.
President Zine el-Abidine ben Ali van Tunesië: in januari 2011 weggevlucht naar Saudi-Arabië, intussen overleden.
President Ali Abdullah Saleh van Jemen: in juni 2011 verminkt bij een aanslag, in december 2017 vermoord.
Leider Muammar Gaddafi van Libië: in oktober 2011 gelyncht door een volksmassa.
President Hosni Mubarak van Egypte: in februari 2011 afgetreden en later veroordeeld, intussen overleden.
Ziedaar in een notendop enkele politieke gevolgen van de Arabische opstanden die vanaf december 2010 razendsnel om zich heen grepen. De Arabische wereld zou nooit meer dezelfde zijn.
En dat is nog maar de politiek. In de straten van de steden waar deze mannen heersten, waren en zijn de gevolgen nog veel groter.
Jemen ging aan totale chaos ten onder en is het toneel van hongersnood, epidemieën en oorlog. Libië werd een ”failed state”, waar regionale machten over de rug van de bevolking strijden om een stuk van de taart. Egypte zag een kortstondige regering van de Moslimbroederschap, waarna het oude regime de touwtjes weer overnam en de repressie heftiger is dan ooit onder Mubarak.
Feitelijk heeft van de vier genoemde landen alleen Tunesië het er goed vanaf gebracht. Dat land is er sinds de val van Ben Ali tien jaar geleden, een stuk op vooruit gegaan.
En dan is er nog een hele rij tot nu toe niet genoemde landen in het Midden-Oosten. Syrië, waar tot vandaag de dag een verschrikkelijke oorlog woedt. Irak, waar de protesten nog altijd doorgaan. Libanon, dat hard op weg is naar een faillissement.
Narnia
Kortom: is de Arabische lente, zoals de opstanden van tien jaar geleden hoopvol werden genoemd, niet faliekant mislukt? De vraag stellen is haar beantwoorden. Het Midden-Oosten ligt er vandaag in het algemeen stukken slechter bij dan tien jaar terug.
Het Amerikaanse Council for Foreign Relations becijferde dat heel precies. Tussen 2010 en 2020 hebben de meeste onderzochte landen in de Arabische wereld achteruitgang geboekt als het gaat om democratische waarden zoals politieke rechten. De levensstandaard is vooral in Libië, Syrië en Jemen achteruit gehold. Jeugdwerkloosheid blijft torenhoog. De persvrijheid heeft flink moeten inleveren, vooral in Egypte. Het aantal vluchtelingen is astronomisch hoog, vooral uit Syrië. Ook is de regio corrupter geworden.
De Arabische wereld lijkt wat dat betreft op C. S. Lewis’ Narnia, waar een heks de wereld in haar ijzige greep houdt, waardoor er nooit een einde aan de winter komt.
Velen voorzagen dat tien jaar geleden al. Onder hen waren veel christenen, die het onder de Arabische dictators nog niet zo slecht hadden. „Een Arabische lente?”, schamperde de koptische priester Yostos Kamel eind 2011 in zijn kerk in Caïro. „Het zal een bijzonder koude winter zijn.”
Politieke islam
Priester Kamel heeft gelijk gekregen. Vooral de haperende economie, versterkt door wanbestuur, maakt dat de winter niet wil wijken en dat de gewone man in de straten van Caïro of Damascus nauwelijks een toekomst kan opbouwen voor hemzelf of voor zijn gezin. Dat gegeven was voor velen de belangrijkste reden om tien jaar geleden de straat op te gaan, toont onder anderen de Libanese hoogleraar Gilbert Achcar aan in zijn boeken over de Arabische opstanden.
Met andere woorden: de mensen die stierven op staat in Egypte, in Tunesië, in Bahrein, in Syrië: die stierven niet allereerst omdat ze zo graag democratie wilden in hun land. Zij stierven omdat hun leven sowieso niet veel voorstelde. Omdat de levensstandaard van het gewone volk achteruit bleef gaan. Omdat verbetering binnen afzienbare tijd een totaal onhaalbare kaart leek, met een elite die zich vooral om zichzelf bekommerde.
Bijkomend probleem was dat de politieke islam –het islamisme– zich al vroeg opwierp als het vehikel waarlangs die gedroomde verbetering kon worden gerealiseerd. Al in een vroeg stadium van de revoluties scandeerden volksmassa’s op straat in Tunesië en Egypte: „Wij willen een islamitische staat!”
Een islamitische staat kwam er. Het bleek de grootste dystopie van het afgelopen decennium te zijn. De afgelopen tien jaar werden de meest verwoestende in de recente geschiedenis van het Midden-Oosten. Misschien was het zelfs het meest destructieve decennium ooit in de regio.
Alleenheersers
Waarom ging het mis op zo’n astronomische schaal? Diverse experts wijzen erop dat er weinig of geen sterke maatschappelijke instituties bestaan in de Arabische wereld. Een dictator ten val brengen is één, maar wie stapt in het gat dat ontstaat? De enige krachten die iets konden laten zien, waren gelieerd aan de politieke islam, maar ook die waren niet in staat om te leveren. Niemand had dat gekund in een samenleving waar tientallen jaren juist ieder eigen initiatief de grond in was geboord.
Toch waren juist die islamistische groepen in beginsel de meest democratische, omdat ze perfect wisten in te spelen op de behoeftes van het volk. Dat gegeven leverde een gigantische tweespalt op voor het Westen, met name voor de Verenigde Staten. Democratie steunen, dat was toch altijd het hart van het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten geweest? Niemand hield er echter rekening mee dat democratie in deze landen, die decennia onder een dictator hadden geleefd, massale steun voor de politieke islam zou betekenen. Dát bedoelden we niet met democratie, verzuchtten de beleidsmakers in Washington en in Europese hoofdsteden.
Het zou echter nog jaren duren voordat die westerse spagaat werd omgezet in min of meer eenduidig beleid. De westerse steun aan de revolutionairen werd steeds aarzelender, terwijl de ferme taal tegen autocraten als de Syrische president Bashar al-Assad werd omgezet in voorwaardelijke dialogen. De consensus is nu, tien jaar later, dat deze alleenheersers misschien toch te verkiezen zijn boven de chaos die het resultaat was van de opstanden.
Contrarevolutie
Die alleenheersers zelf waren daar natuurlijk vanaf het begin al van overtuigd. Hoe meer vernietiging ze om zich heen zagen, hoe beslister ze waren om koste wat kost te blijven zitten. Zoals president Sisi van Egypte meermalen zei: Het is mij of de chaos.
Bovendien was het echt niet alleen bestrijding van de chaos die hen motiveerde om met harde hand op te treden. Zo ongeveer eis nummer één van de revolutie was immers om het regime van deze heersers ten val te brengen.
Om dat te voorkomen, heeft bijvoorbeeld de Syrische president Assad werkelijk alle middelen ingezet die tot zijn beschikking stonden. Iedere revolutionaire neiging werd én wordt keihard in de kiem gesmoord. En dat geldt niet alleen voor Syrië.
In Egypte werd na een jaar de regering van de Moslimbroederschap via een gewelddadige coup aan de kant geschoven, om weer plaats te maken voor een regering uit de stal van Mubarak. In de Verenigde Arabische Emiraten had een grondige zuivering plaats van elementen die de Moslimbroeders een warm hart toedragen. Burgers worden er méér in de gaten gehouden dan tien jaar geleden. Tegen de revolutie de contrarevolutie, luidt het adagium.
De presidenten, sjeiks en koningen zijn dan ook de voorlopige winnaars van tien jaar onrust in de Arabische wereld. Dat geldt vooral in de Golfregio. Terwijl oorlogen de Levant en Noord-Afrika tot op het bot verscheurden, heeft de Golf het initiatief meer en meer naar zich toegetrokken. De heersers daar voerden geen of nauwelijks democratische vernieuwingen door, maar behielden toch een welvarende samenleving én goede banden met het Westen – zelfs met Israël. Het staat, lang verhaal kort, 1-0 voor de contrarevolutie.
Franse Revolutie
En toch. Er is nog altijd hoop op duurzame verandering, vooral onder de Arabische bevolking zelf. Zij was het die destijds de opstanden startte –als uit het niets– om verbetering van de situatie af te dwingen. Wie de onlangs verschenen Arab Opinion Index bekijkt, uitgevoerd in dertien Arabische landen onder bijna 30.000 mensen, moet concluderen dat er zo wéér opstanden kunnen uitbreken.
Nauwelijks een kwart van de mensen (27 procent) zegt dat het inkomen van hun huishouden voldoende is om nog wat te kunnen sparen. Dat is inclusief de rijke Golf. In de Levant geldt dit slechts voor 14 procent. Het is ook de Levant waar de economie in zijn geheel er het slechtst van afkomt. In Libanon ziet bijna 70 procent de economische situatie als „heel slecht.”
Desondanks beoordeelt 58 procent van de ondervraagden de Arabische opstanden als positief, in Egypte is dat zelfs 75 procent. Grofweg de helft erkent dat de ‘lente’ op dit moment moeilijkheden moet overwinnen, maar gelooft dat de beweging „uiteindelijk haar doelen zal verwezenlijken.”
Anders gezegd: de broodnodige veranderingen in het bestuur van de Arabische wereld gaan er vroeg of laat komen – al is het waarschijnlijk eerder laat dan vroeg. „Verandering heeft niet in een oogwenk plaats”, zei Ramy Yaacoub afgelopen week tegen persbureau AP. Hij is directeur van het Tahrir Institute for Middle East Studies in Washington en wijst erop dat de Franse Revolutie decennia nodig had voordat het stof was neergedwarreld. „Zulke processen gebeuren niet in een jaar of twee.”
Yaacoub heeft daarom zijn verwachtingen voor de Arabische wereld bijgesteld. Niet per se democratie, maar liever kleine stapjes waar het volk van profiteert. „Mijn droom is dat ik, voordat ik sterf, minder marteling zal zien, minder arrestaties, en een betere economie.”
De Arabische winter mag dan al tien jaar duren, dat wil niet zeggen dat het nooit lente kan worden. Het vervelende is alleen dat de heks zich nooit laat verdrijven zonder bloedvergieten.
serie 10 jaar Arabische opstanden
Hoe staat de Arabische wereld ervoor nadat tien jaar geleden massale opstanden uitbraken? En wat zijn de gevolgen voor christenen? Een verkenning in vier delen. Deel 1.