Bert Ippel (59) kreeg in januari een herseninfarct. Sindsdien kan hij zijn werk niet meer doen, kerkdiensten bijwonen lukt niet meer, en zijn sociale leven lijdt eronder.
Dinsdag, op de Europese Dag van de Beroerte, vertelt Bert Ippel over de impact die de beroerte heeft op zijn leven.
Ippel, woonachtig in Ede, komt over als een intelligente, betrokken man die niets lijkt te mankeren. Maar schijn bedriegt. Harde geluiden kan hij niet verdragen. Als zijn kinderen thuiskomen en hun verhaal willen doen, doet Ippel een koptelefoon op. De geluidsprikkels worden hem anders te veel.
Ippel beluistert de diensten per kerktelefoon. Naar de kerk gaan lukt niet meer, want het orgelspel in combinatie met de samenzang klinkt te hard. Ook kan hij niet meer naar repetitieavonden van het koor Jeduthun in Veenendaal.
Het begon allemaal op zaterdag 5 januari om 20.15 uur. „Ik besefte: mijn arm doet het niet meer. Mijn vrouw zei: Doe niet zo raar, joh!” Een uur later, toen Ippel nog steeds zijn arm niet kon bewegen, belde zijn vrouw de huisartsenpost. Binnen tien minuten stond de ambulance voor. In het ziekenhuis constateerde de arts dat Ippel een herseninfarct had. Hij kreeg een middel dat het bloedstolsel in zijn hersenen oploste. Ippel bleef nog vier dagen in het ziekenhuis voor controle.
Zijn arm functioneerde wekenlang niet, maar mede dankzij behandeling door een fysiotherapeut gaat dat inmiddels goed. Ippel is ook in therapie bij een ergotherapeut „voor de fijne motoriek.”
Werken lukt Ippel, die cv-monteur is, niet meer sinds de beroerte. Niet alleen vanwege zijn arm, maar ook vanwege „de herrie” op het werk. De vraag is of en wanneer hij weer zijn werk op zou kunnen pakken.
Zijn situatie is „redelijk stabiel.” Maar enkele weken geleden ontdekte Ippel dat hij mensen niet meer herkende. „Ik was bij mijn vader op bezoek in het verpleeghuis toen er een vrouw bij kwam zitten. Ze bleek mijn zus te zijn.” Later herkende hij ook zijn buurman, buurvrouw en neef niet.
Ippel kampt bovendien met een gebrek aan energie. „Na drie kwartier licht werk doen in de tuin ben ik helemaal op.”
Bovendien is zijn karakter veranderd sinds de beroerte. „Ik word snel kwaad. Eerder had ik daar helemaal geen last van.”
In de achtertuin krijsen de kanaries. „Ik blijf maar binnen.”