Passiemuziek van Maunder: bevindelijke dramatiek in de lijdenstijd
Steeds vaker klinken in de lijdenstijd Engelstalige vertolkingen van het lijden en sterven van de Heere Jezus. In het stuk ”Olivet to Calvary” van de 19e-eeuwse componist John Henry Maunder komen victoriaanse dramatiek en piëtisme samen.
De bariton klaagt: „O Jerusalem! Hads’t thou but known in this thy day, even thou, the things which belong unto peace” (Bedacht u toch vandaag wat tot uw vrede dient). De woorden uit de passiecantate ”Olivet to Calvary” van John Henry Maunder (1858-1920) klinken al 115 jaar in de weken voorafgaand aan Goede Vrijdag en Pasen. ”Olivet to Calvary” –letterlijk: van de Olijfberg naar Golgotha– geniet vooral in de Engelstalige wereld bekendheid. Maar het stuk wordt ook in Nederland regelmatig uitgevoerd.
Hernieuwde belangstelling
Als het gaat om passie- en paasmuziek zijn alle ogen al snel op het oosten gericht: daar kwam Bach vandaan, met zijn wereldberoemde Matthäus Passion en Johannes Passion. Engelstalige passiecantates steken er qua populariteit schril bij af.
Toch lijkt er, na jaren van tanende populariteit, een hernieuwde belangstelling voor passiemuziek uit het Engelse taalgebied. Alleen al dit jaar werd ”Olivet to Calvary” in heel Nederland tientallen keren uitgevoerd door beroepsmusici en amateurkoren. Ondanks de soms bijtende kritiek van muziekcommentatoren geniet de paascantate een zekere bekendheid, zij het vooral op kerkelijk terrein.
In ”Olivet to Calvary” neemt de Engelse componist Maunder zangers en luisteraars mee naar de laatste dagen van het leven van Jezus. Zijn cantate staat daarmee in een eeuwenoude traditie van passies die de lijdensgeschiedenis muzikaal vertolken.
Maunders werk, dat de componist in 1904 speciaal voor de eredienst schreef, bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt vertolkt hoe Jezus van de Olijfberg (”Olivet”) naar Jeruzalem gaat om het Pascha te vieren. In het tweede deel staan het verraad en de kruisiging op Golgotha (”Calvary”) centraal.
Grote contrasten
Opvallend genoeg beschrijft ”Olivet to Calvary” alle gebeurtenissen alleen in hoofdlijnen: het is vooral de muziek die het drama in hoogromantische stijl vertolkt. Toch kunnen luisteraars van ”Olivet to Calvary” zich gemakkelijk een voorstelling maken van het Jeruzalem in de tijd van Jezus. In gloedvolle bewoordingen wordt de maatschappelijke en godsdienstige situatie beschreven, met alle tegenstellingen van destijds.
In Jeruzalem, „een glanzende parel tegen de heuvels”, wordt de Zoon van God als koning onthaald. „Hosanna!” jubelt het koor. Het contrast met de donkere Olijfberg is groot: daar klinken geen luide ”hosanna’s”, maar voert Jezus een eenzame strijd. Ook in muzikaal opzicht slaat de sfeer om, want als Pilatus bij het aanbreken van de morgen de Joden hun ”koning” toont, klinkt woedend het ”Kruisig Hem!”.
Daarmee vertolkt Maunder treffend de grote contrasten waarmee Jezus aan het einde van Zijn leven te maken kreeg. Tegen de tijd dat het ”Kruisig Hem!” klinkt, is het ”Hosanna!” uit de ouverture allang weggestorven.
Tekst en muziek blijken keer op keer dienstbaar aan elkaar. Daarbij schroomt Maunder niet om alle registers open te trekken, zoals in de jubelende ouverture. Ook in het slotkoor, dat zacht opent, maar aanzwelt en uiteindelijk uitbreekt in gejubel, klinkt de typische dynamiek uit het laat-victoriaanse tijdperk.
Opvallend is ook het meditatieve karakter van de cantate. Bijna elk Bijbelse gegeven dat wordt vertolkt wordt gevolgd door een ‘toepassing’, waarin wordt gevraagd om het persoonlijk nut van Christus’ lijdensgang. Daarmee sluit het werk nauw aan bij de Engelse piëtistisch-methodistische stroming uit de 19e eeuw.
Soberheid
Met een duur van ongeveer 45 minuten is ”Olivet to Calvary” kort in vergelijking met andere muziek voor de lijdenstijd, zoals Bachs passionen. Toch is het vooral de soberheid van de cantate die opvalt. Maunder koos niet voor een grote bezetting, maar schreef zijn muziek voor een klein koor met orgel en twee solisten. Die keuze typeert de Engelse muziekcultuur uit zijn tijd: tijdgenoot John Stainer koos voor zijn passiecantate ”The Crucifixion” een vergelijkbare bezetting.
Die sobere bezetting is te verklaren: Maunder was na zijn studie aan de Royal Academy of Music in Londen als organist verbonden aan diverse kerken. Hij schreef veel kerkcantates, en daarbij was hij aangewezen op een beperkt aantal instrumenten en koorleden.
Zijn muziek oogstte destijds in brede kring bewondering; ”Olivet to Calvary” zou zijn bekendste werk worden. Naast cantates schreef Maunder operettes, hymnes en enkele carols.
Kritiek
Toen Maunders muziek, met haar karakteristieke victoriaanse dynamiek, uit de mode raakte, leek de componist zelf ook uit de muziekgeschiedenis te verdwijnen. De combinatie van muziek en inhoud leidde met name in de tweede helft van de vorige eeuw tot veel kritiek. De Britse musicus Percy Scholes schreef fijntjes dat Maunders cantates, en vooral ”Olivet to Calvery”, „nog steeds de toewijding van niet-veeleisende gemeentes in minder verfijnde gebieden bevorderen.” Een ander vroeg zich in 1966 af: „Is dit werk de voorbereiding waard die tot zo’n onweerstaanbare uitvoering heeft geleid?” Een derde stelde dat Maunders muziek waarschijnlijk meer zou worden gewaardeerd door vrijwilligers in een kerkkoor dan door zijn collega’s.
Deze kritiek lijkt echter vooral het resultaat van onvermijdelijke verschillen in smaak en visie op muziek. Het laat-victoriaanse tijdperk was inmiddels voorbij en als liturgische cantate was ”Olivet to Calvary” oorspronkelijk ook niet bedoeld om in een andere setting te worden uitgevoerd.
In de mode
Ondanks deze kritiek neemt de belangstelling voor Maunders werk zowel in Engeland als daarbuiten de laatste jaren weer toe. Ook ”Penitence, Pardon en Peace”, een andere passiecantate van Maunder, staat weer meer in de belangstelling. Vanwege de korte uitvoeringstijd wordt ”Olivet to Calvary” vaak op het programma gezet met andere Engelse koorwerken.
Dat ”Olivet to Calvary” ruim een eeuw na zijn première weer in de mode raakt heeft, naast het feit dat het stuk een kleine bezetting vereist en een korte uitvoeringstijd heeft, ook te maken met de toenemende belangstelling voor Engelse koor- en kerkmuziek. Daarnaast speelt de piëtistische inslag van ”Olivet to Calvary”, die het werk persoonlijk kan maken en die aansluit bij de geloofsbeleving van uitvoerenden en luisteraars, een rol.
Die bevindelijke kant van het stuk is tot het laatst toe hoorbaar. In het slotkoraal klinken de bekende woorden van Toplady: „Rock of Ages, cleft for me/ Let me hide myself in Thee/ Let the water and the blood/ From Thy riven side which flowed/ Be of sin the double cure/ Cleanse me from its guilt and power.” Die woorden zullen veel kerkelijke luisteraars met instemming meezingen.
---
„Mensen die weinig met klassieke muziek hebben, kunnen Maunder waarderen”
Als zanger bij kamerkoor Canticum Amicorum maakte Marjon van der Linden jaren geleden kennis met ”Olivet to Calvary”. De dirigente en sopraan, onder meer betrokken bij de stichting Ars Musica en het Sweelinck Kamerkoor in Apeldoorn, voerde het werk daarna zelf ook meerdere malen uit.
Van der Linden noemt ”Olivet to Calvary” een „door velen geliefd stuk vanwege de toegankelijkheid van de muzikale taal.” Maunder weet de tekst met eenvoudige middelen op een effectieve manier in te zetten, zegt ze. „Dat vind ik ook het sterke van het stuk: veel mensen die weinig of niets met klassieke muziek hebben, kunnen deze muziek waarderen.”
De toegankelijkheid van de passiecantate schuilt volgens Van der Linden vooral in de muziek. „Luisteraars horen en zangers merken die in de relatieve eenvoud van de noten en de harmonieën en in de verschillende eenstemmige gedeeltes die er zijn. Tegelijk slaagt Maunder erin om de noten en de tekst in veel delen van de cantate een grote samenhang te geven, waardoor de tekstexpressie groot is. Luisteraars merken dat direct. Daarnaast sluiten drie delen af met hymnes waarbij het publiek mee kan zingen.”
Dat critici ”Olivet to Calvary” een werk voor amateurkoren noemden, staat Van der Linden niet in de weg om het op te voeren met geschoolde zangers. De eenvoud en toegankelijkheid van het werk zijn volgens haar goed te verklaren: „Maunder was niet verbonden aan een kathedraal in Engeland, waar hoge kwaliteitseisen gelden, maar componeerde voor een ‘gewone’ cantorij. Buiten de kathedralen wordt muziek verwacht op een ander niveau dan in de kathedralen, met de middelen die voorhanden zijn. Dat levert een werk op dat een gemiddeld kerkkoor kan zingen en dat muzikaal minder geïnformeerde kerkgangers kunnen volgen.”
Vanwege de thematiek worden ”Olivet to Calvary” en de Matthäus Passion van Bach weleens in één adem genoemd of ronduit vergeleken, maar dat is volgens Van der Linden onterecht. „Dan vergelijk je appels met peren. De enige overeenkomst tussen beide werken is de lijdensthematiek. Maunder heeft echter als basis het lijdensevangelie naar Matthéüs, Markus en Lukas, met daarnaast aria’s die de gebeurtenissen bespiegelen, terwijl Bach het letterlijke Matthéüsevangelie gebruikt, met daarnaast koralen en teksten van Picander. Beide stukken komen uit een andere traditie, zijn geschreven voor een ander doel, hebben een andere bezetting van zowel zangers, solisten als begeleiding, vereisen andere kwaliteiten van de musici en hebben een andere lengte. Ze zijn niet te vergelijken.”