China schopt westerse zendelingen het land uit
Westerse zendingswerkers krijgen het moeilijker in China. Verhoren en intimidaties zijn schering en inslag. De ene na de andere zendeling wordt het land uitgewerkt. Maar dat biedt de jonge Chinese kerk ook kansen.
China, herfst 2018. Zendeling John Miller zit ergens in Centraal-China op de achterste rij in een niet-geregistreerde kerk. Hij bezoekt een kerkdienst, zoals de afgelopen anderhalf jaar elke zondagochtend. Onverwachts komen acht politieagenten binnen. Als enige buitenlandse bezoeker probeert Miller het gebouw ongezien te verlaten, maar dat mislukt. De agenten vragen om zijn paspoort en noteren zijn gegevens voordat hij toestemming krijgt om terug te keren naar de dienst.
Twee dagen later hoort Miller kloppen op zijn deur: de politie. Hij doet niet open. Miller heeft geen idee hoe de politie hem heeft gevonden. Hij verblijft in een appartement –gehuurd door een lokaal kerklid, John Wu– waarvan Miller het adres niet heeft geregistreerd. Hij verhuist naar een ander appartement dat ook eigendom is van een van de kerkleden. Een week later neemt de politie contact op met Wu met het dringende verzoek om Miller de volgende ochtend naar het politiebureau te brengen, zodat de politie zijn adres kan registreren.
Valstrik
Miller en Wu voldoen daaraan en arriveren de volgende dag op het bureau. Het blijkt een valstrik te zijn. Gedurende negen uur ondervragen de lokale politie en functionarissen van het Bureau voor etnische en religieuze zaken Miller over wat hij in China doet en waarom hij de niet-geregistreerde kerk bezoekt. Miller spreekt openlijk over zijn geloof. „Ik respecteer en gehoorzaam de wetten van China omdat God u deze autoriteit heeft gegeven”, vertelt hij de ondervragers. „Maar als uw wetten de wetten van God tegenspreken, moet ik Gods wetten gehoorzamen.”
Uiteindelijk moet hij een boete betalen van 2000 Chinese yuan (ongeveer 260 euro), vanwege het niet registreren van zijn adres. Verder krijgt hij tien dagen om het land te verlaten. Er komt na vijf jaar een abrupt einde aan het geven van christelijk onderwijs in China. Miller vliegt terug naar de Verenigde Staten en geeft zijn studenten sindsdien les via videochat.
„Toen ik op het politiebureau was, voelde ik vreugde omdat ik van het Evangelie mocht getuigen”, blikt Miller terug. „Ik kon hun openlijk vertellen dat ik een christen ben en dat Jezus dit alles waard is. Ik kon openlijk aangeven een broeder te zijn van deze vervolgde Chinese christenen.”
Beperkt
Millers verhaal is geen uitzondering meer nu de centrale overheid in China buitenlandse zendelingen hard aanpakt. Peking heeft zich ten doel gesteld het land te bevrijden van allerlei buitenlandse invloeden. Koreaanse en westerse zendingswerkers die werken met huiskerken werken, rekent de regering daar in het bijzonder toe. De regering heeft zelfs hele zendingsbureaus uitgezet. Zendelingen die nog in het land zijn, weten dat hun tijd beperkt is.
Zendeling James Young ervoer de nieuwe vijandigheid ook. Dertien jaar lang had hij een niet eerder bereikte etnische minderheidsgroep in China gediend. Twee jaar geleden ging hij met verlof omdat zijn kinderen naar een Amerikaanse school moesten. Young bleef wel naar China reizen om daar kerkleiders te begeleiden.
In augustus vorig jaar arriveren elf politieagenten op de parkeerplaats van het hotel waar hij verblijft. Ze slaan hem in de boeien en rijden naar zijn appartement. Bij het doorzoeken van zijn appartement vinden zij Bijbels, vertaald in een minderheidstaal, en informatie over zijn internationale zendingsorganisatie.
De politie ondervraagt Young acht dagen lang. Hij wordt vastgehouden in een kamer van een hotel waarvan een hele etage is afgehuurd om hem in de gaten te houden. Op dat moment weet hij niet dat het ministerie van Staatsveiligheid ook acht andere zendelingen van zijn organisatie opgepakt heeft en verhoort om hun antwoorden te vergelijken.
Tijdens de afmattende verhoren heeft Young de gelegenheid om een praatje te maken met de hoofdondervrager en wint hij langzaam diens vertrouwen. Na verloop van tijd mag hij zijn vrouw bellen.
Maar op de zesde dag neemt een nieuwe hoofdondervrager het over. Die schreeuwt tegen Young wat hij zou doen als het „goede nieuws” dat hij de etnische minderheden brengt, ertoe zou leiden dat ze in opstand zouden komen tegen de regering: zou hij daar de verantwoordelijkheid voor nemen? Omdat hij lichamelijk en emotioneel vermoeid is, begint Young aan zijn werk te twijfelen.
Terug in zijn kamer huilt hij. Hij beseft dat zijn grootste angst is wat er met zijn gezin zou gebeuren als hij zou sterven. Hij denkt: Maar als je sterft, wie regeert dan nog? Mijn leven is in Gods handen, of ik nu sterf of blijf leven, alles ligt in Gods handen. Plots voelt hij een diepe vrede.
Na verloop van tijd dwingen officieren Young om een bekentenis te schrijven. Daarna hoort hij zijn vonnis: hij mag vijf jaar lang China niet in. De volgende dag komt hij op het vliegveld twintig ambtenaren tegen, sommigen met camera’s, om er zeker van te zijn dat hij het land verlaat.
Naïef
„We hebben de gelovigen daar alles gegeven wat we kunnen bieden”, zegt Young. „Ik ben er echt van overtuigd dat ze nu alleen verder moeten gaan, en ik geloof dat ze dat kunnen. Zij zullen niet alles gelijk goed doen, maar ik denk dat ook deze moeilijkheden op hun weg geplaatst zijn.”
Volgens Young is het naïef te denken dat zendelingen naar China zouden kunnen gaan zonder de aandacht van de overheid te trekken. Bewakingscamera’s met gezichtsherkenningstechnologie, overal opgesteld bij straten en gebouwen, maken het moeilijk zich te verbergen. De politie nam zo onlangs een zendingswerker in hechtenis nadat het kentekennummer van zijn auto met een camera was vastgelegd. De auto was gesignaleerd in afgelegen dorpen waar christelijke literatuur was uitgedeeld. Politieambtenaren traceerden het voertuig aan de hand van het kenteken en vonden het geparkeerd voor de woning van de man. In zijn huis stuitten zij op tassen met illegaal geprinte lectuur. Daarop volgde zijn arrestatie.
Sinificatie
Wat Miller en Young meemaakten, staat niet op zichzelf. President Xi Jinping wil zijn grip op alle aspecten van de Chinese samenleving verstevigen. Godsdienst moet daarom onder het gezag van de Chinese Communistische Partij komen. Peking heeft als doel de sinificatie of ”verchinezing” van religie.
Toch is de nieuwe houding van de overheid voor velen in China geen reden tot wanhoop. Zij wijzen op 1949, toen China ook buitenlandse zendingswerkers van zijn grondgebied verdreef, en hoe het aantal protestanten in China verdrievoudigde tijdens het daarop volgende 27-jarige bewind van president Mao Zedong.
Radicaal
Het optreden tegen zendelingen weerspiegelt een radicale wending naar links in het communistische land, de radicaalste in het tijdperk na Mao’s regering. Tijdens de hervormingsperiode in de jaren tachtig van de vorige eeuw verwelkomde China gretig buitenlandse leraren Engels, zakenmensen en deskundigen op allerlei gebieden om de economische ontwikkeling te stimuleren. Hoewel de overheid buitenlanders verbood te evangeliseren, maakten veel christenen van de gelegenheid gebruik om naar China te gaan en les te geven op scholen en universiteiten. Ze legden contact met studenten en collega-docenten, begonnen Bijbelstudies en legden het Evangelie in een-op-een-gesprekken uit.
Veel christenen van de eerste generatie in China geven aan dat die zendingswerkers hen tot Christus brachten. De overheid weigerde weliswaar invloedrijke zendelingen soms een visum te verstrekken, maar China’s behoefte aan onderwijs, medische zorg en zakelijke expertise woog vaak zwaarder dan religieuze kwesties. Naarmate de Chinese kerk groeide, begonnen ook lokale gelovigen te evangeliseren en kerken te planten. Westerse zendelingen richtten zich op ander werk, dat een grotere opleiding of meer ervaring vereiste: theologisch onderwijs, pastoraat, het bereiken van etnische minderheden, Bijbelvertaling en ontwikkelingshulp.
Nu waarschuwt een nationale veiligheidscampagne Chinezen voor „vrienden met maskers”: buitenlandse spionnen die komen als toerist, journalist, onderzoeker of diplomaat. Wetten worden strenger voor buitenlanders. Bij overtreding volgt er een verbod op verblijf in China voor deze „bedreigingen van de nationale veiligheid.”
Ying Fuk Tsang, directeur van de faculteit godgeleerdheid van de Chinese Universiteit in Hong Kong, stelt dat de overheid westerse zendelingen als infiltranten beschouwt en dat de autoriteiten hen onder druk zetten om hen het land uit te krijgen. Het ministerie van Staatsveiligheid, de inlichtingendienst van China, coördineert nationale onderzoeken en ontmantelt zo complete netwerken van zendelingen. Politiek gevoelige gebieden zoals de provincie Xinjiang, waar veel islamitische Oeigoeren wonen, zijn al grotendeels gezuiverd van buitenlandse zendelingen.
Ook sloopt de overheid de kruisen bij door de staat toegestane Drie-Zelfkerken en kwam er een verbod op het bijwonen van kerkdiensten door minderjarigen en leden van de Communistische Partij. De autoriteiten hebben grote en invloedrijke huisgemeentes gesloten, zoals de Sionkerk in Peking en de Vroege Regen Verbondskerk in Chengdu. Ook moeten alle huiskerken zich bij de overheid registreren.
Duizenden
De overheid treedt nog steviger op tegen Zuid-Koreaanse zendelingen, omdat de regering bij hen minder vreest voor diplomatieke tegenstand van hun moederland. China richtte in 2014 voor het eerst zijn pijlen op hen, vooral degenen die werken met Noord-Koreaanse vluchtelingen in Noordoost-China. In 2015 begonnen de autoriteiten door Koreanen gebouwde kerken te sluiten. Toen Islamitische Staat in 2017 twee jonge Chinese zendingswerkers vermoordde die in Pakistan met een Koreaanse zendingsgroep werkten, nam de druk op de Zuid-Koreaanse zendelingen toe.
Op het hoogtepunt telde China duizenden Koreaanse zendingswerkers. Zij deden hun invloed gelden in zowel stedelijke als landelijke gebieden door middel van evangelisatie, kerkplanting en training van Chinese zendelingen. In april vorig jaar begonnen plaatselijke afdelingen van het Bureau voor religieuze zaken met een „speciaal actieplan om de Koreaanse christelijke infiltratie te onderzoeken en te vervolgen”, berichtte South China Morning Post, een krant in Hong Kong. Ambtenaren annuleerden visa, ondervroegen zendelingen en hielden hen in sommige gevallen een week vast.
De ervaring van de Zuid-Koreaanse Isaac Kim is typerend: hij doceerde vijf jaar aan een ondergronds seminarie in Noord-China tot de politie vorig najaar contact met hem opnam via de taalschool waar hij studeerde. Hij en zijn gezin kregen een week om het land te verlaten. Kim vermoedt dat de politie de verblijfplaatsen en activiteiten van alle zendingswerkers in China weet en hem er simpelweg uitschopte om een quotum te halen. Kim leidt nu buiten het land Chinese zendingswerkers op.
De toekomst van buitenlandse zendelingen in China ziet er somber uit. Degenen die in het land blijven, zijn niet zeker van een lang verblijf. Sommigen, zoals Miller en Kim, kunnen hun bediening vanuit het buitenland voortzetten door online te werken of ontmoetingen te organiseren met Chinese gelovigen buiten China.
Eigen zendingsbeweging
Toch biedt de uitzetting van buitenlandse werkers ook kansen. China is een eigen zendingsbeweging begonnen. Wel geven Chinese zendelingen vaak aan dat het gebrek aan opleiding en ondersteuning hun werk belemmert. Uitgezette zendingswerkers kunnen hen helpen om in het Midden-Oosten of Zuidoost-Azië te dienen.
Nieuwe zendelingen met een onderwijsbetrekking of zakelijke contacten vinden nog steeds hun weg naar China. Voor Miller zorgden zijn ervaringen ervoor dat hij dichter bij zijn studenten en vrienden in de Chinese kerk kwam te staan.
Na zijn terugkeer in de Verenigde Staten heeft hij het officiële document dat zijn ‘misdaad’ beschrijft, ingelijst en aan de muur gehangen. „Het is een teken van Gods trouw, en dat beschouw ik als een grote eer. Ik kijk met heimwee en vreugde terug op die tijd.”
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Amerikaanse christelijke magazine World (16-2). De auteur is Oost-Aziëcorrespondent van het tijdschrift. Om veiligheidsredenen zijn de namen van de zendelingen en Wu gefingeerd.