Verschoor nieuwe directeur Kamp Westerbork
„Ga kijken. We mogen het nooit vergeten”, schreef dr. Gerdien Verschoor donderdag over Kamp Westerbork op haar website. Vrijdag werd bekend dat ze per 1 juli drs. Dirk Mulder opvolgt als directeur van het Drentse herinneringscentrum.
Haar eerste bezoek aan het vroegere doorgangskamp is ze nooit vergeten. „Ik heb elf jaar in Polen gewoond en gewerkt en kende de musea en de voormalige kampen daar: volgepropt met verhalen; vol barakken. Westerbork was grotendeels leeg. Dat maakte een verpletterende indruk op me. En ook dat het zo dicht bij huis is. In Polen had je als Nederlandse nog de indruk: Dit is ver weg gebeurd. Maar in Westerbork realiseerde ik me dat hier, in eigen land, 107.000 Joden, Roma en Sinti zijn weggevoerd, van wie er slechts 5000 terugkeerden. Dit moet nooit meer gebeuren. Ook de wijze waarop directeur Mulder met deze plek bezig was en tijdens de rondleiding daarover vertelde, maakte indruk op me.”
Historische sensatie
Aanleiding tot het bezoek aan Westerbork was een gebeurtenis in de periode dat Verschoor op de Nederlandse ambassade in Warschau als attaché voor pers- en culturele zaken verantwoordelijk was voor de dossiers die met de Holocaust te maken hadden. Tijdens de herinrichting van het Nederlandse paviljoen in kamp Auschwitz werd besloten het originele treinbord Westerbork-Auschwitz terug te brengen naar Nederland. In haar blog schrijft Verschoor: „Een koerier bracht het treinbord naar de Ambassade, wij zouden het verder met de diplomatieke post naar Westerbork laten versturen. En zo gebeurde het dat ik op een dinsdagmiddag een dikke enveloppe van een koerier in ontvangst nam en de inhoud ervan voorzichtig tevoorschijn haalde. Ineens stond ik met het originele treinbord in mijn blote handen. Nog voel ik de randen van het metaal, nog ruik ik de wat roestige geur, nog schrik ik van de minuscule witte verfdeeltjes op mijn vingers. Het was een historische sensatie die ik nooit ben vergeten.”
Gemengd publiek
Verschoor gaat de verbouwing van het herinneringscentrum leiden. „Hopelijk wordt het vernieuwde Westerbork een internationaal voorbeeld”, zegt ze.
Binnenslands dient de oorlogsherinnering als wapen tegen antisemitisme. „Het is heel belangrijk alle soorten bezoekers aan te spreken. Er zijn steeds meer mensen die weinig over de Tweede Wereldoorlog weten.”
Als voorbeeld denkt Verschoor aan het Museum voor de Tweede Wereldoorlog dat enkele jaren geleden in het Poolse Gdansk werd geopend. „Als bezoeker kies je wat je aanspreekt en daardoor loopt iedereen zijn eigen pad. Ik zat na een half uur helemaal in het verhaal voor vrouwen van boven de vijftig, terwijl kinderen die tegelijk met me waren binnengekomen, een heel andere route liepen door wat ze op ooghoogte tegenkwamen en konden aanraken.”
Oorlogsboeken
Verschoor (1963) komt uit Boskoop en behoorde tot de Gereformeerde Kerk. „Er zijn geen bijzondere oorlogsverhalen uit mijn eigen familie bekend, maar het onderwerp ging leven in mijn Poolse tijd en heeft me nooit meer losgelaten.” Ze schreef romans, korte verhalen, literaire non-fictie en essays. In drie van haar boeken speelt de oorlog een grote rol.
Verschoor studeerde kunstgeschiedenis in Leiden en Krakau en promoveerde op een Poolse kunstenaarsgroep uit het Interbellum. Na terugkeer uit Polen was ze conservator bij Museum de Fundatie in Heino en Zwolle en sinds 2005 directeur van CODART, het internationale netwerk van museumconservatoren van Nederlandse en Vlaamse kunst. Ze trok zich recent terug uit de Restitutiecommissie, omdat ze vindt dat de directeursfunctie van Kamp Westerbork niet te verenigen is met een rol in een commissie die adviezen uitbrengt over de teruggave van roofkunst.