Familiebedrijven met een lange historie doen het gemiddeld beter wanneer de familienaam ook de bedrijfsnaam is. Ook weten zij de tand des tijds te doorstaan door telkens te vernieuwen zonder radicaal hun bedrijfsmodel om te gooien.
Dat blijkt uit het rapport ”Het geheim van de eeuwige jeugd”, een studie van Erasmus Centre for Family Business (ECFB), BDO Accountants & Adviseurs en Rabobank. De onderzoekers bestudeerden 6.500 bedrijven, waarvan bijna een derde een familiefirma betrof. Van de onderzochte familiebedrijven is driekwart jonger dan 55 jaar, 16 procent tussen de 55 en de 100 jaar en 9 procent ouder dan 100 jaar. Tijdens een persbijeenkomst dinsdag werd het onderzoek gepresenteerd.
Oudere familiebedrijven zijn extra kwetsbaar vergeleken met even oude niet-familiebedrijven. „Ze groeien langzamer, innoveren minder, en passen zich minder snel aan dan jongere bedrijven. Als de derde generatie aan het roer staat, vervalt hun voorsprong op niet-familiebedrijven”, aldus Pursey Heugens, hoogleraar bij het ECFB.
Veel van de „stokoude” firma’s van bloedverwanten zijn tegelijk weerbaar, concludeert Heugens. Het blijven voeren van de familienaam en het etaleren van het merk, blijkt één van de succesfactoren. Een voorbeeld daarvan is staalproducent Tata Steel, opgericht in 1907 door de Indiase zakenman Dorabji Tata. De authentieke en intrigerende verhalen uit de „roemrijke historie”, worden door de buitenwereld enthousiast ontvangen. Naam en faam levert veel vertrouwen op onder consumenten en beursbeleggers.
Naast het aantrekken van een directeur van buiten de familie, is ook cruciaal dat familiebedrijven gericht geld steken in vernieuwing van hun product en bedrijf. Dat pakt bij een ‘oldtimer’ beter uit dan schoksgewijs het bedrijfsmodel op zijn kop gooien.
Zo is de honderd jaar oude interieurproducent Brabantia prullenbakken blijven maken, maar komt het met nieuwe designs, zegt Heugens. „De naam kan de herinnering oproepen aan de oranje brooddoos van je ouders. Maar velen denken nu bij het horen van de naam Brabantia ook wel aan de kekke afvalemmer met veganistisch leer.”
Door de coronacrisis is de vraag alleen maar actueler geworden hoe familiebedrijven met een lange historie fit en lenig kunnen blijven, zegt de hoogleraar. „Voor familiebedrijven die al meer dan honderd jaar bestaan, is dit niet de eerste crisis.”
Paniekvoetbal
Het overleven van een crisis behoedt voor het spelen van ‘paniekvoetbal’ als zich een volgende crisis aandient, merkt de hoogleraar. Praat maar eens met opa of oma, wordt bij oude familiebedrijven dan tegen de jonge garde gezegd. „Je laat je niet meer snel gek maken. Dat is een gunstige kant van ouder worden, net als bij mensen.” Oude familiebedrijven realiseren zich dat na regen, en na de nodige aanpassingen, vanzelf weer zonneschijn komt. „We weten niet wanneer de coronacrisis voorbij is. Het kan natuurlijk vies tegenvallen. Maar er komt een tijd dat bedrijven weer gaan groeien.”